| |
| |
| |
Dagboek van een conclaaf
Toen ik een dag na de dood van de Paus, Rome binnenkwam en mijn kruier vroeg wat voort te maken met mijn bagage antwoordde hij: ‘piano, piano, il Papa è morto.’ ‘Kalm, kalm, de Paus is dood.’ Ik heb niet kunnen uitmaken of de man in ernst sprak of schertste. Waarschijnlijk deed hij beide.
Het is deze dubieuze toon, waarop de Romeinen over een historisch gebeuren als dit spreken, welke de vreemdeling ten hoogste verbaast. Toen Leo XII een eeuw geleden stierf moest het Vaticaan drie dagen een schildwacht bij het Beeld van Pasquino zetten om de Romeinen te beletten hun hekelgedichten erop aan te brengen.
Nu, een eeuw later heeft men de Paus gespaard. Hij was te groot en te geliefd. Maar de Romeinen hebben zich van de lijfarts van de Paus meester gemaakt, nadat deze man zich eerst op onscrupuleuze wijze meester gemaakt had van zijn stervende patiënt. Achter de rug van Zuster Pasqualina staande fotografeerde dokter Galeazzi Lisi Eugenio Pacelli, terwijl hij stervende ademhaalde door een zuurstofslang.
Het is een aangrijpende foto. Maar Galeazzi Lisi vroeg er zulk een bedrag voor, dat de Italiaanse bladen de foto niet konden kopen. Deze ging, naar men zegt, voor zes miljoen lires naar Paris Match.
Onmiddellijk na het verschijnen van de foto begon de gehele Italiaanse pers luid te razen en te tieren. Galeazzi werd de aasgier met de Leica genoemd, die de doodsstrijd van de Paus voor dertig zilveringen had verkocht.
Dat had hij dan ook. Aan een Italiaans blad had hij bovendien voor een hoog bedrag een beschrijving van de doodsstrijd van de Paus geleverd, waarin zulke intieme bijzonderheden stonden dat het blad - allerminst voor een kleintje vervaard - vele details moest schrappen.
Over Galeazzi Lisi spreekt inmiddels niemand meer. Zelfs spreekt men niet meer over de Overledene. Hij ligt begraven in de grotten van de Sint Pieter. En wie hem daar bezoeken wil om hem
| |
| |
alsnog een verlate eer te brengen moet aan de ingang van de grotten 100 lire entreegeld betalen. Zo is Rome.
| |
Rome, donderdag 23 oktober
Waar Rome dan wel over spreekt? Over het Conclaaf. Over de gepurperde kardinalen. Het doet dit met de vrijmoedigheid de Italianen in zulke zaken eigen. De Italiaan, geboren gokker als hij is, spreekt over de komende Paus-keuze als over een gesublimeerde voetbalpool.
Zonder enige twijfel worden er in de hogere kringen weddenschappen afgesloten op de kardinalen. Horoscooptrekkers trekken in de Italiaanse bladen hun horoscoop.
De Italianen willen natuurlijk een Italiaanse Paus. Enkele dagen geleden was zulks nog mogelijk. Toen waren van de 53 kardinalen van het Kardinaalscollege 18 kardinalen Italianen, het geringste aantal sinds eeuwen in de Kerkgeschiedenis. Maar nochtans vormden zij met 18 man precies een derde van de stemmen en konden dus een veto uitspreken tegen een niet-Italiaanse Paus, daar een nieuwe Paus slechts gekozen kan worden met twee derde van de stemmen plus één.
Maar op vrijdag 17 oktober stierf plotseling Kardinaal Constantini. Door zijn dood was een veto van de Italiaanse kardinalen onmogelijk geworden. De Romeinen begonnen naar een nieuwe pauselijke pretendent uit te kijken. Die vonden zij in de persoon van kardinaal Agagianian. Hij werd reeds openlijk op straat toegejuicht met de kreet: Viva il Papa!
De vreemdeling klinkt zoiets bijzonder weinig eerbiedig in de oren. Maar hij moet niet vergeten dat de Paus eeuwenlang Vorst van Rome en omgeving was, en dat er voor de Romeinen veel van afhing wie Paus werd. Was het een man met een hart voor de stad? Een vrijgevig man? Of een man die op de geldkist zat en die de belastingbetaler de duimschroef zou aandraaien?
Toen Leo XII na een Conclaaf van zesendertig dagen gekozen was en Kardinaal Albani het balkon betrad om de keuze bekend te maken, maar zich onmiddellijk weer terugtrok omdat het regende, maakte de woedende menigte hem uit voor al wat lelijk was.
| |
| |
‘De volkswoede was onbeschrijfelijk’, zegt Stendhal in zijn ooggetuigeverslag. Sommige lieden waren zo woedend dat zij de zaal van het Conclaaf wilden afbreken en hun nieuwe Paus naar buiten wilden slepen.’
Een chroniqueur uit de dertiende eeuw beschrijft een menigte in Viterbo die het nog bonter maakte. Meer dan twee jaar waren de Kardinalen bijeen en nog konden zij niet tot een Paus-keuze geraken. De bewoners van Viterbo, ten einde raad metselden de deuren en ramen van het Conclaaf dicht, braken het dak open, zetten de Kardinalen in de regen en gaven hun niets anders te eten dan droog brood.
Zo werd Gregorius X gekozen, nadat eerst twee Kardinalen in dit metselwerk bezweken waren.
| |
Rome, vrijdag 24 oktober
Maar laten wij ook een ooggetuigenverslag geven van het Conclaaf. Wel te verstaan van de ruimte waarbinnen het Conclaaf zich afspeelt en die straks, ‘cum clavi’, met de sleutel afgesloten wordt, maar nu ter bezichtiging opengesteld is voor de wereldpers.
Wij betreden door de Porta Santa Vaticaanstad en komen na een wandeling van vijf minuten aan op het Plein van Sint Damasus. Hier is alles in rep en roer. Werklieden zijn bezig een vrachtwagen te ontladen en stenen te versjouwen.
Want het sluiten met de sleutel is in werkelijkheid het dichtmetselen of verzegelen van een aantal deuren, zodat de gepurperden geheel van de wereld worden afgesloten. Het houten draaideurtje is reeds klaar, waardoor noodzakelijke dingen als voedsel worden doorgegeven. Daar staan de controleurs die alles onderzoeken wat in- en uitgaat, zelfs een brood, want er mag geen enkele boodschap in of uit het Conclaaf, die van enige invloed op de Pauskeuze zou kunnen zijn.
Wij spoeden ons door een deur, die reeds half dicht gemetseld is, naar de appartementen van Paus Borgia. Die zijn nu als slaapcellen ingericht. Tussen de harnassen en pausbusten staat zomaar een ijzeren bed met een oude matras erop. Het is het bed van Kardinaal Tisserant.
| |
| |
Een Amerikaanse journaliste gaat erop zitten om te beproeven hoe hard het is. Misschien is het het bed van een toekomstige Paus. Chi lo sa? De Conclavisten - 2 priesters of leken die een kardinaal terzijde staan - slapen in rommelhokken van zijkamertjes. Eén van hen heeft een hele rij oude hellebaarden achter zijn bed staan: het lijkt wel het decor voor een theatrale versie van de bekoring van Sint Antonius. Een ding wordt u bij eerste oogopslag duidelijk. De gepurperden prinsen van de Kerk zijn hier niet in conclaaf bijeen om te genieten van comfort. Al wat hun geschonken wordt is een ijzeren bed, een nachtkastje en een werktafel. Verwarming is er niet of nauwelijks.
De laatste Romeinse oktoberdagen zijn weliswaar om op de mond te zoenen, maar de nachten zijn bitter koud.
En de kardinalen zijn niet jong meer. Kardinaal Rodriguez is 92. Kardinaal Constantini stierf enkele dagen vóór het Conclaaf. Kardinaal Grente is ernstig ziek. Kardinaal Tien, aartsbisschop van Peking, loopt met zijn arm in het gips.
Wij dwalen door de slaapkamer van een andere kardinaal. Hetzelfde sobere bed. Aan de muren vergeelde foto's van Zouaven. En een plaquette met een heilige abt erop - kitch uit een warenhuis. En dat op vier passen afstand van de fresco's van Pinturecchio en de plafondschildering van Michelangelo.
Het kamertje van de conclavist slaat alles. Het is een opbergruimte van helmen, pantserstukken, harnassen en hellebaarden, die de muren van onder tot boven bedekken en onzichtbaar maken.
Dan staat men in de eetzaal der kardinalen. Een gigantische withouten tafel voor 52 man.
De keuken bestaat uit een nieuw fornuis, met enorme koperen eetketels erop. Het is, wat men noemt, een gaarkeuken. Er staat een kist met thermosflessen. Voor iedere purperen prins één.
Nu begeven wij ons naar het hart van het Conclaaf, de Sixtijnse Kapel, waar de stemmingen gehouden worden. Onderweg stoten wij op twee werklieden, met mutsen van krantenpapier op het hoofd. ‘Permesso!’ roepen zij, terwijl zij langs ons dringen, een mand met rollen toiletpapier tussen zich in dragend.
Het Vaticaan is weinig sentimenteel.
En daar staan wij in 's werelds schoonste zaal. Het plafond be- | |
| |
zaaid met Michelangelo's Profeten en Sibyllen. De wand achter het altaar bedekt met zijn Laatste Oordeel.
Maar de 52 Vorsten der Kerk zijn hier niet bijeen om kunstwerken te bezien. Het plafond is onzichtbaar door het licht van de omlaag hangende lampen. En voor het Laatste Oordeel staat een purperen baldakijn opgericht met een affreus gobelin. In een kwadraat staan 52 purperen zetels, met purperen baldakijnen erboven, purperen tafels ervoor en daarop purperen schrijfmappen, verlucht met een gouden Pauskroontje.
Is de Paus gekozen dan klappen alle purperen baldakijnen omlaag op één na. Die van de nieuwe Paus blijft staan.
In de hoek van de Sixtijnse Kapel staat een kacheltje. De pijp loopt omhoog, maakt een kwartslag, gaat door één der ramen van de Sixtijnse Kapel en vervolgt daarna zijn weg naar buiten. In dit kacheltje worden de stembriefjes verbrand. Indien er geen Paus gekozen is met nat stro. De wachtende menigte buiten ziet dan zwarte rook. Indien er wel een Paus gekozen is worden de stembriefjes verbrand zonder meer. De Romeinen zien dan aan de lichte kleur der rook dat zij weer een Bisschop hebben en de wereld een Paus.
Naast het kacheltje liggen de strooien hulzen van wijnflessen. Het kacheltje zelf ziet er uit als een mislukte raket naar de maan.
| |
Rome, zaterdagochtend 25 oktober
De Mis van de Heilige Geest is begonnen. Vier kardinalen kunnen deze niet bijwonen. Hun gezondheidstoestand laat zulks niet toe. Kardinaal Tisserant, de hoge witte mijter op het hoofd, de goudbrokaten kazuivel rond het lijf, staat temidden van zijn goudbrokaten diaken en subdiaken.
De kardinalen in twee rijen staan voor het altaar, gehuld in purperen mantels, rode cappa's, rode bonnetten op het hoofd. Men ziet ze van vlakbij.
Purperen vogels lijken het, weggedoken in hun purperen vederen. Soms ontplooien zij hun vleugels, een hand komt tevoorschijn, zet de bonnet af, slaat een kruis, verdwijnt weer in het purper. Een ogenblik werden de witte borstveren van de superpli zichtbaar.
| |
| |
Nu de rode bonnet is weggelegd, is het rode kardinaalskalotje zichtbaar geworden. Maar bij het woord Deus wordt het kalotje gelicht: het is of de prelaten der kerk een gedachte laten vliegen. Dan wikkelen zij zich weer in het purper. Of ontwikkelen zich eruit. Nu vallen zij op de knie. Het grote moment van de Mis, de consecratie, breekt aan. Een snijdend commando in het Duits schalt door de Sint Pieter. Hellebaarden kletteren op het plaveisel. Dan gaan ook de Zwitsers op één knie, de hellebaard in de éne hand, de andere witte gehandschoeide hand saluerend aan de ijzeren helm.
De kapitein in karmozijn wambuis knielt aan het hoofd van de troep, de degen onbewegelijk omhoog in de lucht.
De altaarschellen rinkelen de ruimte vol zilver.
De klokken van de Sint Pieter nemen het over, gooien de hemel boven Rome vol brons.
Men kan de Kardinalen nu één voor één in het gezicht zien. Gezichten van geleerden. Gezichten van potentaten. Verschrompelde gezichten. Witte gezichten. Gezichten met een weerschijn van purper. Tisserant geeft de accolade aan zijn diaken. Die geeft hem aan de dichtstbijzijnde der kardinalen. En nu keren zij zich langzaam naar elkaar, één voor één, en omhelzen elkaar als grote purperen poppen in een beeldenspel.
Ite missa est.
Gaat, het is gedaan.
De Garde marcheert aan, hellemboswuivend, met wapengekletter. Twee aan twee verlaten de Kardinalen de Basiliek, Kardinaal Rodriguez, geboren in 1866, star zich voortslepend met saamgeknepen mond - even zwikt hij over een afstapje, wordt van alle kanten door gepurperden opgevangen.
Negentien jaar geleden leek mij de stoet der Kardinalen, die ten Conclave ging, nog veel ouder.
Maar men is zelf ook ouder geworden.
En met het voortschrijden der jaren blijkt ook de ouderdom betrekkelijk.
| |
| |
| |
Rome, zaterdagmiddag 25 oktober 4 uur
Het Romeinse gemoed is in rep en roer. Kardinaal Mooney, aartsbisschop van Detroit, is op de drempel van het Conclaaf bezweken. Vanmorgen zag ik hem in de Mis van de Heilige Geest, niets deed vermoeden dat hij enkele uren later aan een hartaanval zou bezwijken. Na het maal wilde hij twintig minuten rust nemen. Toen zijn kamerdienaar hem wekte, was hij stervende. Toen de arts van het Conclaaf aan snelde, was hij reeds dood. De Italiaanse Kardinalen vormen dus weer één derde van het Kardinaalscollege en zouden dus een veto kunnen uitspreken tegen een niet-Italiaanse Paus.
| |
Rome, 26 oktober zondagmiddag 11 uur
De porporati zijn in Conclaaf bijeen. Zij zijn ingemetseld en afgesloten van de wereld. Alles wat een verbinding kan onderhouden met de buitenwereld is verwijderd: telefoontoestellen, radiotoestellen, camera's.
Gezeten op hun purperen zetels onder hun purperen baldakijnen stemmen zij. En zij die te ziek of te zwak zijn brengen hun stem uit op hun bed.
De stemmen worden verzameld in de kelk die op het altaar van de Sixtijnse Kapel staat. De namen van de gekozenen worden met luider stemme geteld. Iedere kardinaal heeft een lijst met alle kardinaalsnamen voor zich en noteert achter de namen de uitgebrachte stemmen. Er vinden, in de morgen, twee stemmingen plaats.
En ondertussen gaat het volk van Rome op het Sint Pietersplein tekeer als een immense branding. De mensen zijn niet meer te tellen. Het zijn er honderdduizenden. De aardbol is weer in al zijn schakeringen aanwezig. Men ziet spleetogen en scheve ogen, zwarte, gele en olijfkleurige gezichten.
Voor mij staan twee Romeinse jongetjes, op een vuil stukje papier hebben zij ieder de namen der kardinalen aan gebracht, ook zij stemmen, een honderdlirestuk in de hand. Zij wedden. Het is door twee Pausen onder de strengste straffen verboden. Zij ex- | |
| |
communiceerden wedders en bookmakers en verklaarden hun goederen verbeurd. Maar Rome blijft Rome.
Honderdduizenden ogen zijn gericht op het schoorsteenpijpje van de Sixtijnse Kapel. Zal de rook wit zijn, zal de rook zwart zijn? Er staat, tegen het azuur van de oktoberhemel aan, een band van mensen rond de Sint Pieterskoepel, niet groter dan vlooien.
Dan gaat een trilling door de massa, die nu een geworden is als een gigantisch dier, dat door een horzel gestoken wordt. Het is acht minuten voor twaalf. Er komt rook uit de pijp.
Witte rook.
Uit honderden kelen hoort men: Bianco! Bianco!
Vaders tillen hun kinderen op. Nonnen beginnen te dansen.
Maar dan wordt de rook zwart.
Nog een keer zegt een oude Romein hoopvol naast mij: Bianco...
Dan zegt hij met heel andere stem: Nero, porca miseria! Zwart..!
| |
Rome, zondag vijf uur
Opnieuw stemmen de kardinalen. Twee keer. De hemel boven het Vaticaan is blauw en goud. Er staan misschien wel een half miljoen mensen voor de Sint Pieter. En dan gebeurt het wonderlijke. Een vlucht trekvogels nadert door het azuur en gaat cirkelen rond de Sint Pieterskoepel en de Sixtijnse Kapel. Het zijn ontelbare stippen van spreeuwen, die uiteenwaaieren om dan weer donker saamgetrokken te worden als in een onzichtbaar net. Guarda, guarda, klinkt het, gli uccelli! Kijk dan toch, kijk dan toch, de vogels! Ze waaieren weg, komen terug, blijven als gehypnotiseerd cirkelen boven het Vaticaan. Wie denkt niet: dit zijn de kleine afgezanten van de Heilige Geest.
Nu moet er een Paus zijn.
En ineens is de spreeuwenzwerm opgelost in de hemel als rook. En waar zij zo net nog cirkelde rond de Sint Pieter hangt nu een lasso van karmijn.
De nacht valt over Rome.
De televisiemannen, boven de zuilen van Bernini, staan met schijnwerpers tussen de beelden. Als zij in de armen der heiligen zouden klimmen, zouden zij niet groter zijn dan zuigelingen.
| |
| |
De gevel met het schoorsteenpijpje van de Sixtijnse Kapel is met een schijnwerper verlicht. Men kijkt ernaar als in een droom. De Romeinen zijn nu stil geworden. Zij zijn zich bewust van een heilig gebeuren.
En dan, tien minuten over zeven, komt de rook. Witte rook. Bianco, bianco! klinkt het uit honderdduizenden kelen. We hebben een paus. De witte rook golft onverminderd uit de pijp. Maar geen venster in het Vaticaan wordt ontsloten. Geen kamerdienaar wuift de massa toe om te melden dat er een Paus is. Twintig minuten lang stijgt de rook op uit de pijp. Bianco! schreeuwt de een. Nero! schreeuwt de ander. Maar het is zwarte rook, wit geworden in het licht van de schijnwerper.
Zachtjes murmurerend trekt een half miljoen Romeinen terug naar de stad.
| |
Rome, 28 oktober, dinsdagmiddag
‘Bianco, bianco, bianco’ - het klinkt uit duizenden kelen omhoog en dit keer is de rook wit. 8 minuten over vijf. Rome heeft een paus.
Maar wie is paus? Schijnwerpers draaien hun lichtbundels, spelen over het honderdduizendkoppige monster van de massa, richten zich dan op de gevel van de St. Pieter, die doodsbleek wordt onder het verwelkte azuur van de avondhemel.
En nu stroomt heel die menigte toe, het lijkt wel een dijkdoorbraak. Mensenmassa's spuiten binnen door de zuilen van Bernini. De via della Conciliazione verandert in een donkere bandjir.
Maar wie is paus?
De minuten slepen zich voort op trage voeten. Het wordt een kwartier, een half uur, een uur. En dan gaan de deuren van de loggia open en kardinaal Canali, een purperen lilliputter aan de gevel van de St. Pieter, verkondigt met luide stemme: ‘Habemus papam’... Wij hebben een paus.
De massa onderbreekt haar razen en tieren, wordt dan plotseling zo stil dat men de punt van een speld kan horen vallen. ‘Angelo Giuseppe Roncalli’, vervolgt de stem, ‘die de naam heeft aangenomen van Johannes XXIII.’ Naast mij begint een monnik uit
| |
| |
Venetië met grote vleermuisgebaren te praten tegen ieder die maar horen wil: ‘Paus Johannes XXIII... de zoon van een arme boer.. een boer met dertien kinderen... uit Sotto il Monte, een klein dorpje bij Bergamo... geeft veel aan de armen... heeft eens gezegd: ‘Al had ik maar een handvol geldstukken over, het is altijd nog meer dan mijn vader bezat.’
Maar niemand luistert meer naar hem.
Want de hoge ramen rond de loggia slaan open en plotseling hangen er minuscule bessentrossen van kardinalen over de vensterbanken.
En dan wordt het gejuich zo luid dat het zichzelf schijnt te vernietigen. Door de open deuren van de loggia treedt een kleine witte figuur op het balkon: Johannes XXIII.
Met luide stem geeft hij de zegen Urbi et Orbi.
Het kruis dat hij slaat lijkt niet groter dan het kruis op de kleinste munt ter wereld. Maar miljoenen op het plein en op de aardbol zinken op hun knieën.
|
|