graaft, komt snel iets anders aan het licht. In de eerste vijfentwintig jaar van een mensenleven vindt een stormachtige evolutie plaats, die de verdere levensloop bepaalt.
Het zijn niet het hoge gras, het stille land, de smetteloze sneeuw, die het beeld van onze jeugd bepalen. Het is veel meer de schokkende wijze waarop de mens kennis maakt met het leven. Neemt hij kennis van het leven door de rede? Of neemt hij kennis van het leven door het geloof?
Toen ik eenmaal mijn jeugdherinneringen noteerde, werd het mij snel duidelijk dat geheel mijn jeugd in het teken van het katholieke geloof stond. Dat het katholieke geloof op onverbiddelijke wijze de dictatuur had uitgeoefend over al mijn vroegere doen en laten en dat mijner ouders. Het bracht ons in de meest absurde en pijnlijke situaties, die ik niet voor mogelijk gehouden zou hebben, had ik ze niet - als een archeoloog met de pen - opgegraven uit het verleden. Alle reden om dit katholieke geloof, dat ik vijfentwintig jaar lang volledig was toegedaan, af te vallen en grondig te kritiseren.
Ditzelfde katholieke geloof echter moet ik dankbaar zijn om het kind en de jongeling die ik was: zij waren beiden katholiek. Aan het feit dat ik katholiek was heb ik te danken dat ik studeerde en een katholieke opleiding genoot. Mijn hele culturele bagage is van katholieken huize.
Delvende in het verleden kwam ik voor een volkomen raadsel te staan. Het raadsel van het geloof. De kracht die, tegen de stem van de menselijke rede in, een mens dingen laat denken en doen die geheel met deze menselijke rede in tegenspraak zijn.
Twee levens heb ik geleefd.
Het leven van een gelovig mens.
Het leven van een ongelovige.
De meest verbijsterende evolutie die een mens kan doormaken is dat hij van gelovig ongelovig wordt. Dat hij een gans