Wunderhorn vertaalde ik later en gaf het uit onder de titel De toverfluit.
Een patrijspoort op de wereld noemde ik de middeleeuwse literatuur en de Duitse volkspoëzie. Inderdaad, een patrijspoort die mij juist genoeg van de wereld liet zien om mij de lust bij te brengen er vroeg of laat heen te ontsnappen.
In Uden schreef ik een groot lekespel - het paste geheel in de tijd van uniformiteit en massagebeuren. Nacht na nacht schreef ik in het donker van mijn chambrette regel na regel en noemde het: Roep van jeugd. Het was een berijmde dialoog tussen de kinderen van het licht en de kinderen van de duisternis, en deze werd op de speelplaats ten gehore gebracht door mijn medestudenten, gekleed als engelen en duivels.
Merkwaardig, de kleine rode draad die door de liefdesliederen in Des Knaben Wunderhorn liep, was tenslotte de rode draad die mij buiten het labyrint van seminarie en celibaat leidde.
Reeds door de jezuïeten op de Hobbemakade was ik gewaarschuwd voor de gevoeligheid. Niets was gevaarlijker voor de mens dan zich over te geven aan zijn gevoel. Zulks was beneden het intellectuele niveau van de mens en zijn geestelijke opdracht. Hij keerde zich daardoor van God af en gaf zich over aan zijn lagere lusten.
Ook onze geestelijke leidslieden op de seminaries hadden het voorzien op onze lusten. Men mocht zich niet overgeven aan zijn lust tot dromen en fantaseren, de lust tot eten en drinken, de lust tot nietsdoen.
In diepste wezen was deze negatieve houding tegen de geneugten van welke aard ook, gericht tegen de levenslust in het algemeen; zij was typisch protestants-christelijk.
Gevoeligheid, onverschillig op welk vlak, ook de artistieke gevoeligheid, werd openlijk of verholen gewantrouwd. Alles, van artistieke gevoeligheid tot libertijnse vrijgeesterij, was een gevaar waarvoor men ons voortdurend waarschuwde. Diony-