herkennen; men kon hen daarom gemakkelijk onschadelijk maken. Agenten van politie moesten vervolgens op het bureau deze witte werkkleren aantrekken om zich daarna op de Eiffeltoren als bendeleden van “De Rode Hand” voor te doen. Kipling noch Porcamia kenden de Franse bendeleden. De mannen van de Sureté zouden dus op hun gemak Richard Kipling en signor Porcamia gevangen kunnen nemen op het moment dat deze zich van de tas van Homeer probeerden meester te maken.’
‘De twee autobussen vol werklieden, die wij aan de voet van de Eiffeltoren zagen, waren dus vol Parijse politiemannen,’ knikte professor Ringeling.
‘Zo is het,’ beaamde Cox. ‘De commissaris besloot mijn advies te volgen. Toen signor Porcamia dan ook op zijn fluitje blies, waren het niet zijn bendeleden die hem te hulp schoten, zoals hij verwachtte. Het waren Parijse agenten die hem en Richard de boeien aandeden.’
De ogen van Julia Smit hadden intussen een peinzende uitdrukking gekregen. De flinke vrouw, die jarenlang in het verzet gezeten had en zich niet gemakkelijk knollen voor citroenen liet verkopen, had van het eerste ogenblik dat William Cox zonder vermomming in haar gezichtsveld was verschenen een gevoel gehad alsof er iets niet helemaal klopte.
Zij boog zich naar Homeer en fluisterde: ‘Bemerkt u niets aan mister Cox, Homeer?’
‘Maar zeker, madam,’ antwoordde deze. ‘Mister Cox is een veelzijdig man.’
‘Juist,’ zei Julia Smit. En zich tot Cox wendend, zei zij vastberaden: ‘Mijnheer Cox, heb ik u niet eerder gezien?’
William Cox verbleekte. ‘Niet dat ik weet, mevrouw,’ antwoordde hij.
‘In Lascaux bijvoorbeeld,’ sprak Julia Smit.
William aarzelde een ogenblik. Toen verscheen er een glimlach op zijn gezicht.
‘Nu weet ik wat u bedoelt, mevrouw,’ zei hij en hij haalde een snor uit zijn zak, draaide de punten omhoog en hield het sieraad onder zijn neus.
‘Monsieur Pepe!’ riepen Pet en Petra vol verbazing.
‘Oui, monsieur Pepe,’ zei Cox. Ik ben u een kleine verklaring schuldig. Nadat mijn oom Timotheus zo gul geweest was om Pet en Petra