Venezia een redevoering houdt. Beppe doorziet dan ook de wanverhouding tussen een zo ernstige rede en een pepermuntje en zijn ogen glinsteren. Maar als de meester met een vuistslag de slotzin ‘Addis Abebà behoort ons!’ uitspreekt, neemt Beppe onmiddellijk het initiatief tot het applaus. Als de klas volgt begint Beppe met zijn voeten te trappelen en dan trappelt heel de klas. En in de ogen van Beppe staat te lezen dat hij het werk van zijn handen en zijn voeten goed, zeer goed vindt.
Parler, parler, parlerons Français! Daar heeft iedereen op gewacht. Meester Sitti neemt nu drie pepermuntjes tegelijk en zegt: commencer, allons parler!
Nu moet ik vertellen, te hooi en te gras en de meester zal het vertalen. Over mijn reis en over de wereld. Dat mag niet gewoon zijn en waar haal ik zo gauw de avonturen vandaan! Wie denkt er ook aan dat hij nog ooit op de katheder van Meester Sitti kan belanden? De bergen?
Ja, in Zwitserland ben ik op de bergen geweest.
Was er sneeuw?
Ja, de sneeuw lag er een mensenhoogte dik en het sneeuwde altijd nog maar door. Toen kon ik niet meer. Ik maakte mij een bed van sneeuw en ging slapen. De gehele nacht sliep ik onder de sneeuw, maar toen ik wakker werd kon ik niet meer opstaan. Ik viel weer in slaap. Toen kwamen er grote honden; die groeven met hun poten de sneeuw weg en vonden mij. Ik was gered.
En dat alles vertaalt Meester Sitti. Hij maakt de sneeuw tweemaal zo hoog en de honden tweemaal zo groot maar dat deert niet want het verhaal is toch verzonnen. De meester is enthousiast en als hij vraagt of de klas het begrepen heeft, schreeuwt Beppe: oui! Dan schreeuwt heel de klas ‘oui’ en dat maakt den meester nog enthousiaster.
Er wordt op de deur geklopt. De concierge steekt zijn hoofd door de deuropening en als de meester roept: entrez mon ami! treedt hij ongelovig de klas binnen. Hij overhandigt een