Gedichten(1947)–Bertus Aafjes– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 164] [p. 164] Herfst in Friesland In den nacht hoort men duizend loovers zuchten, En hun klagen dringt diep in het gehoor; Als een verademing, daar tusschendoor, Vallen in het gras woordeloos de vruchten. Maar in den middag klateren de luchten Goud door een wolkengat, onzegbaar goor; En men luistert peinzende naar het koor Van melkemmers, diergeluiden, geruchten. Boomen ritselen als met gouden duimen De bladzij om van het herfstig seizoen; Zon en wind wisselen hun speelsche luimen In schittering en grijsheid op het groen, - En waar zooeven nog de rozen stonden, Stijgt reeds een winterkou op uit de gronden. Vorige Volgende