Gedichten(1947)–Bertus Aafjes– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 147] [p. 147] Het zwarte lam Het zwarte lam danst in de wei, Zoo jong, zoo dartel en bevallig, En als het wit lam zoo lieftallig Richt het zijn glundrend oog op mij. Het wordt door iedereen onthaald Op woorden van verteedering, Het is ook zoo'n onnoozel ding En zwart, als door het roet gehaald. Maar later, zelfs niet in zijn slaap, Wordt het geen lam met witte voeten; Daar zal het straks voor moeten boeten: Eens wordt dit lam het zwarte schaap. Het zwart schaap, hier en overal, Waar het zijn kop ook op mag steken, Want eenmaal in het kwade teeken, Baat al zijn blaten niemendal. Ach, aan zijn doem ontkomt niet een, En wie bij voorbaat is verkozen Symbool te wezen van het booze, Die is geboren voor geween. Vorige Volgende