Gedichten(1947)–Bertus Aafjes– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 116] [p. 116] De passante De rozen staan stil te droomen In den doem van hun eigen aromen. Gij wandelt gelijk de goden In Elyseum over de zoden. Parasol en twee blanke armen, Die niets ter wereld verwarmen. Ik zou u wel willen kussen, Maar er is een afgrond tusschen. Vorige Volgende