Gedichten(1947)–Bertus Aafjes– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 78] [p. 78] Alleen ben ik Alleen ben ik en donker zijn de dagen. Reik mij den wijn, de kleine schaal met brood, Gedoopt in het geduldig avondrood; Ik zal het zwijgend nemen en niet klagen. Ik voel het anker van de wanhoop zinken. Nog bloeit ter kim een vage liefdesgloed Waaraan geslachten zich den doodsslaap drinken. Maar langzaam aan den rand van mijn gemoed Begint een maan onhoorbaar uit te blinken Over een weemoed zonder eb en vloed. Vorige Volgende