Gedichten(1947)–Bertus Aafjes– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 48] [p. 48] Regen Mijn lief in den grijzen morgen Stak paradijselijk af Tegen het kamergraf En de gordijnen vol zorgen. Ik beet in haar zachten mond; Toen bloeide zij langzaam open Aan glanzige oogen en mond, Doch sliep weer, bijna terstond. En nu is het weer de regen Die herbegint zijn macht Over mijn hart te nemen. Vorige Volgende