Gedichten(1947)–Bertus Aafjes– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 41] [p. 41] Proeve van een rondeel Ten halve stond de baadster in de beek; Men uit zich slechts ten halve in rondeelen En trekt een kring waarin de Muzen spelen, Dan stijgt de maan en verft het water bleek. Want het rondeel gelijkt een nauwe kreek: Daar middenin, de schoonste uit de velen, Ten halve staat de baadster in de beek, Onder een mist van witte vogelkelen. En 't is slechts schuchter dat ik van haar spreek, Want het is ijdel schoonheid toe te deelen Aan wat al schoon is en niet meer kan velen En daarom schrijf ik in één pennestreek: Ten halve stond de baadster in de beek. Vorige Volgende