Nieuw biographisch, anthologisch en critisch woordenboek van Nederlandsche dichters. Deel 3
(1846)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Mr. Hendrik van Wijn]Wijn (Mr. Hendrik van), aan wien wij, indien het ons doel was om zijne groote verdiensten als geschied- en oudheidkundige uit een te zetten een uitvoerig artikel zoude moeten toewijden, beoefende in zijne jongere jaren ook de Nederduitsche dichtkunst, waarvan nog onderscheidene proeven moeten voorhanden zijn. Slechts drie daarvan zien, voor zoo ver wij weten, het licht, namelijk: Brielsche vreugdezang, ter gedachtenisse van het Tweehonderdste jaer der vrijheid, verschenen en gevierd in den Brielle, op den eersten van Grasmaand 1772, te vinden achter:C. Cleyns Dank-offer voor de Eerstelingen van Neerlands vrijheid; voorts De klagt van Cornelia, dochter van Lucius Scipio Metellus, aan haren echtgenoot Cnejus Pompejus, terwijl deze te Dyrrhachium in Macedonien gelegerd was, voorgedragen in eenen berijmden brief; en eindelijk Nebukadnezar's wanhopige overpeinzing en berouw, welke beide laatste voorkomen in de Nieuwe Bijdragen tot opbouwing der Nederlandsche Letterkunde. ‘Ofschoon deze gedichten op geene buitengewone verdiensten aanspraak kunnen maken, zijn dezelve, vooral gerekend naar den toestand, waarin onze dichtkunde zich te dien tijde bevond, niet van waarde ontbloot. De wansmaak, welke maar al te zeer in de voortbrengselen van die dagen worden aangetroffen vindt men in dezelve niet of zelden Ga naar voetnoot2.’ |
|