Nieuw biographisch, anthologisch en critisch woordenboek van Nederlandsche dichters. Deel 3
(1846)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 399]
| |
Huistge u in 't zwoel zuidwest in 't prilst der
lentedagen;
Dan stoeit uw zacht geweld de zilvren golfjes voord,
Die, met een stil geruisch, elkander rollend jagen,
Het geen ons hart bekoort.
Dan doet uw teêr geblaas de lammrenkudde dartlen
In 't nieuwontloken groen, al golvende als een zee; -
De zwaan danst op 't kristal - de blijde vischjes spartlen, -
Dan kwikt gij 't lustig vee.
Dan schommelt gij het loof van 't lommerig boschaadje;
Dan wekt uw ruischende aêm der vooglen schelgeluid;
Dan kemt of floddert gij hun trotsche pronkpluimaadje;
En blaast hun wellust uit
Ga naar voetnoot1. -
Hij verkreeg bij dat zelfde genootschap een accessit: voor De opwekking van Lazarus dat onder de prijsvaarzen op die stof gedrukt is. Zijne andere dichtstukken, welke in de Poetische Mengelstoffen voorkomen, hebben doorgaans weinig meer dan eenige genootschappelijke waarde. Op onderscheidene gelegenheden zijn er losse gedichten door hem in het licht gegeven; men ontmoet er ook in het Weekblad en Maandschrift van het Departement Groningen der Maatschappij: Tot Nut van 't Algemeen. Zij zijn wel zonder hooge vlugt zonder stoute beelden; maar vloeijend en aangenaam. J.C.K. |
|