Nieuw biographisch, anthologisch en critisch woordenboek van Nederlandsche dichters. Deel 3
(1846)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Roemer van Wesel]Wesel (Roemer van), een Dordtenaar en zoon van Dominicus Booth van Wesel en Anna Roemer Visscher, was Advokaat te 's Gravenhage en beoefende, even als zijn grootvader, zijne moeder en moei, de dichtkunst, maar niet met zulk een gelukkig gevolg. J. Vollenhovenzegt van hem, in één zijner brieven aan G. Brandt: ‘dat hij in den Haag voor een fraai Poëet gehouden werd. Noghtans dunkt mij niet, dat hij regt verlicht is, of de beste dromen op Parnas gedroomt heeft Ga naar voetnoot1. Hij noemt zijn' dichtlust ‘een erfziekte, van zijn geslachte en moeder aangeërft. Maar zeker,’ laat hij er op volgen, ‘het is jammer, dat geesten van die afkomst den rechten weg niet kennen, en niet gezonder, op dat ik zo spreke, aan dit evel ziek zijn.’ Wij beamen gaarne dit gevoelen van den bekwamen dichter Vollenhoven, bij het lezen van drie dichtstukjes, welke in de Bloemkrans van verscheide Gedichten, voorkomen. De titels zijn: 1) Request, aan den Maagdenraad, vergadert op het Promoti-maal van den Hooggeleerden Heer Theodorus van Heussen, als hij | |
[pagina 357]
| |
(naar een Dispuit van het Huwelijks-Recht) Doctor in beide de Rechten, Gepromoveert was. 2)In 't Latijn en in 't Nederduitsch: de lijdende Christus Treurspel, vertoont te Londen, den 9 Febr. 1649. en 3) Geestelijke bedenkinge, op de verwoestinge tot Delft veroorzaakt door het springen van het Kruid-huis den 12 Oct. 1654 Exod. XX Non loquamur nobis Dominus ne forte moriamur, in welke laatste het echter niet aan goede regels ontbreekt. Hoor slechts den aanhef: Wat slag, wat berst, wat schieten, wat gedonder,
Rukt wech, verwoest, en keert daar 't opperst onder?
Wat Aetnas gloed, in eenen oogenblik,
Vervult de stad met rampen, 't Land met schrik,
Veel menschen met verdriet, all' met meêdoogen,
Met stof en rook de lucht, met tranen d' oogen,
En d' ooren met gedruis? Wat is 't? Wat is 't?
Riep ijder; en 't was over eer men 't wist.
Was 't over? Neen: De slag was wel verdwenen;
Maar niet een hagelbui, van hout, en steenen,
Die, opgenomen, weder storte neer,
En met zich rukten, 't geen noch stond, omveer. enz.
De spelling is niet van zijnen tijd, maar denkelijk door den uitgever veranderd. Hij teekende zijne stukken met de zinspreuk: Romane Ga naar voetnoot1. J.C.K. |