Nieuw biographisch, anthologisch en critisch woordenboek van Nederlandsche dichters. Deel 3
(1846)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 310]
| |
Engelsche en Hoogduitsche talen, en begaf zich voorts tijdig tot de beoefening der klassische letterkunde. Vervolgens legde hij zich te Leyden op de regtsgeleerde wetenschappen toe, en besloot in 1816 zijne akademische loopbaan. Na zeven jaren te 's Gravenhage, als Advokaat, te zijn werkzaam geweest, werd hij, in 1823, tot Substituut-Officier te Dordrecht aangesteld, alwaar hij in 1840 plotseling overleed. Als jongeling was hij reeds een vurig beminnaar der vaderlandsche dichtkunst, en bleef dit steeds. In onderscheidene fraaije dichtstukken gaf hij proeven van zijne kunde, begaafdheid en edel karakter Ga naar voetnoot1. Van zijne hand vindt men een en ander in de Mnemosyne, wij deelen de volgende regels mede uit een stukje getiteld: Aan mijnen vriend den Heer Th. van Swinderen, A.L.M. J.U. et Phil. Dr., bij deszelfs benoeming tot Hoogleeraar in de Natuurkundige Wetenschappen, aan de Academie te Groningen. 't Is lang genoeg, mijn vriend! met ingespannen krachten
Geleerdheids eêlste schat in 't brein bij een
gegaârd,
Thans ziet ge een gansche schaar op uwe gaven wachten,
Die, hongrend naar die spijs, op u als gever staart.
Mogt Gronings Hoogeschool uw weetlust eerst verzaden,
Was zij 't, die u het eerst geleerdheids vruchten bood,
Thans, met den rijksten schat uit hare hand beladen,
Stort gij dien schat terug in haren milden schoot.
Zoo kroont de dankbre zoon de zorg der trouwe moeder,
In haren schoot gekweekt, aan hare borst gezoogd:
Zoo wordt hij eens haar steun, haar helper, haar behoeder,
Die haren voorspoed siert, in smart haar tranen droogt.
| |
[pagina 311]
| |
Maar neen: haar ramspoed week: haar luister is
herboren,
Nu Neêrlands vrijheidszon haar weêr zoo schoon
bescheen,
Geen helsche dwinglandij zal meer haar' bloei verstoren,
En met haar zustrenpaar herleeft zij, als voorheen.
J.C.K. |
|