Nieuw biographisch, anthologisch en critisch woordenboek van Nederlandsche dichters. Deel 3
(1846)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Elisabeth Vervoorn]Vervoorn (Elisabeth) of Vervooren, eene dochter van Jacob Vervoorn, Burgemeester van Gorcum en Gecommitteerde ter vergadering van de Heeren Staten van Holland, ‘was zeer ervaren in de Nederlandsche poëzij gelijk uit verscheidene harer Gedichten blijkt Ga naar voetnoot2’. Wij kunnen maar één harer dichterlijke voortbrengsels aanvoeren, geplaatst vóór het 3de deel van Beverwijcks Wtnementheyt der vrouwen, dat wij gaarn, om de zeldzaamheid, in zijn geheel mede deelen: | |
[pagina 287]
| |
Heer Beverwijck, ghy komt voor Vrouwen
wijsheyt strijden.
Al is 't dat vele Mans het naulicx mogen lijden;
Ghy roemt der Maeghden lof in dit vermaerde Werck,
En bouwt de Eer, en Deught hier een verheven kerck.
De gunst die ghy haar toont kan niet zijn uyt-gemeten,
De Maeghden sullen noyt dees weldaet gaen vergeten:
Maer stadigh danckbaer zijn, en u bewijzen eer,
Om dat haer lof verhaelt een soo geleerden Heer.
Daer sal nu wederom oock wel een ander wezen,
Die seggen sal wat quaet door Vrouwen is geresen,
En watter is geschiet door haer weet-gierigheyt,
Maer Vrouwenlof daer door noch niet ter neder leyt.
Ghy hebt, tot Vrouwen-eer, dat wel soo vast bewesen,
Dat 't al verslagen leyt, 't geen haer eerst heeft mispresen,
Vaert wel, ghy waerde Man, hout altijt dit gemoet,
Leeft langh tot Godes eer, en zijt van mijn gegroet
Ga naar voetnoot1.
Zij trad, ten jare 1648, in het huwelijk met den bekenden dichter J. van Someren, die harer aanminnigheid onderscheidene dichtstukjes toewijdde, in zijne Uytspanningh der Vernuften, doch zich in haar bezit niet vele jaren mogt verheugen. J.C.K. |