Nieuw biographisch, anthologisch en critisch woordenboek van Nederlandsche dichters. Deel 3
(1846)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 271]
| |
[Johanna Elisabeth van de Velde]Velde (Johanna Elisabeth van de), geb. Helmcke Ga naar voetnoot1, die den 4 November 1762 te Amsterdam het licht zag en den 26 October 1844 te Zutphen overleed, was in vroeger jaren geen der minste leden van het Amsterdamsche dicht- en letteroefenend genootschap en van het genootschap: Hierna volmaakter, in wier werken er verzen van haar voorkomen. Doch bijzonder verdienstelijk heeft zij zich gemaakt door het leveren van een viertal Evangelische Gezangen; zijnde gezang 2, 50, 79 en 85. Deze zijn echter te algemeen bekend, om er hier proeven uit mede te deelen. Wij bepalen ons dus liever tot het volgende uit den Bundel van Christelijke Gezangen voor de openbare godsdienstoefeningen, welke door de Vereenigde Doopsgezinde gemeente verzameld is Ga naar voetnoot2. De heerlijkheid en gelukzaligheid van het toekomende
leven.
Deze wereld gaat voorbij,
Jezus broederen! Vreemdelingen!
Laat ons 't lied der kindren Gods,
't Lied van 't eeuwig leven zingen.
Zingen we in deez' donkren nacht
't Lot, dat ons bij Jezus wacht.
't Zuchtend menschdom, eeuwen lang,
Door de vrees des doods bevangen,
Hef' blijmoedig 't hoofd omhoog,
Zinge Jezus lofgezangen:
Jezus die op dood en graf
't Menschdom de overwinning gaf!
| |
[pagina 272]
| |
Ja hij leeft; en door Zijn kracht
Zullen we eeuwig met Hem leven.
De eigen glans, die Hem omzweeft,
Zal zijn broedren ook omgeven.
Één met Jezus, één met God:
Welk een grootheid - welk een lot!
Sterflijke oogen, wendt U af!
Dekt U de aard met vreeslijk duister?
Wie op 't hemelsch leven staart,
Staart zich blind op Jezus luister.
Hij, wiens lof ten hoogsten stijg',
Stem' zijn lied, bidde aan en zwijg.
't Beeld ontvlugte het vlugst verstand:
't Woord de hoogste lof gezongen.
't Edelst hart is zelf te zwak
Om die heerlijkheid te omvangen;
's Hemels luister werpt ons neêr,
Maar zijn liefde wekt ons weêr.
God is liefde! welk gevoel!
Niet misleid door zwakke zinnen,
Zal men, heel den Hemel door,
Heilig en volmaakt beminnen.
God is liefde! - 't groot heelal
Zing', - hoe zalig 't worden zal!
God is liefde! 't hoogst geluk
Dat elk zaal'ge kan genieten,
al tot ééne bron van vreugd,
Door den ganschen Hemel, vlieten.
't Leven, dat ons allen wacht,
Vormt ons weer tot één geslacht.
| |
[pagina 273]
| |
Één geslacht, één
heilig volk:
Vrij van zorgen vrij van plagen;
Heilig, zalig als God zelf!
Kindren van zijn welbehagen;
Zalig, door de liefde alleen:
Christnen, juicht! de tijd spoedt heen.
Deze wereld gaat voorbij.
Wij, die hier met tranen zaaijen,
Zullen, aan haar jongsten dag,
Juichend volle garven maaijen.
Deze wereld gaat voorbij:
Dat heel 't menschdom heilig zij.
‘Deze liederen’ zegt een allezins bevoegd beoordeelaar Ga naar voetnoot1, ‘onderscheiden zich door eene populariteit en zoo wij al niet door schitterend nieuwe denkbeelden verrast worden, wij stuiten ook niet op eene enkele uitdrukking, welke het kiesch gehoor en den zuiveren smaak beleedigt. Bij de welluidendheid eener gladde en vloeijende versificatie vinden wij in haar gezang iets van den deftigen en statigen Psalmtoon weder.’ Behalve de bovengenoemde liederen zijn er nog stukken van hare hand te vinden inhet Taal- dicht- en letterkundig Magazijn van G. Brender á Brandis en in de Almanak van vernuft en smaak, voor het jaar 1791. Ook moeten er nog eenige onuitgegeven dichtstukken van haar bestaan. |
|