Nieuw biographisch, anthologisch en critisch woordenboek van Nederlandsche dichters. Deel 3
(1846)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Dierick Adriaensz. Valcooch]Valcooch (Dierick Adriaensz.) was te Schagen Notaris. - maar volgens Paquot Schoolonderwijzer. Hij kan beide geweest zijn, wijl die twee posten in vorige tijden compatibel waren. In 1599 zond hij in 't licht: Chronijcke van Leeuwenhorn, voortijden omtrent der Sypen, gelegen in West-Vrieslandt, over veel honderd jaeren verdroncken | |
[pagina 264]
| |
met nog alle handelingen, bedijckingen, ende inundatiën, die van anno 1552 tot 1598, soo bij die bedijckers en oock ten leste van de Sijpe gheschiet zyn; gepractiseert ende eensdeels in rijme ghestelt door D. Az. Valcooch, Notarius publijck. Hoorn 1599 in 120. Nog in 1740 te Amsterdam herdrukt. Het rijm is in de manier der Rederijkers. Achter dit werk volgen eenige losse dichtstukken, en in proza iets: van 't innemen en de destructie der stad Vroonen. Hetgeen hij als tijdgenoot beschrijft is niet van belang ontbloot; maar zijne dichterlijke verdiensten zijn geene Ga naar voetnoot1. Ter overtuiging slechts het volgende: In 't zelvde jaar liep 't Hondbosch oock deure,
De Dijcken bij St. Maerten waren zeer geraseert
Om een vloed te krijghen, was elck in treure,
Nota bene; hoe het in Hollant was verkeert;
Men kocht een spies, schoon geel van coleure
Om een Koe, want zij was anders niet waert enz.
Ga naar voetnoot2.
J.C.K. |