Nieuw biographisch, anthologisch en critisch woordenboek van Nederlandsche dichters. Deel 3
(1846)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 238]
| |
[Dirck Traudenius]Traudenius (Dirck) was een niet onbevallig en krachtig dichter. Hij gaf in 1662 te Amsterdam uit: Tijdzifter, d.i. van de onderscheidinge en Afdeelinge des Tijdts, met een' Rijmbundel van denzelven, waarin de volgende beschrijving van Zaandam voorkomt: Hoe veilig schuilt de welvaert thans
In Zaandams laeg gedooke hutten!
De nabuurs-wangunst vind geen kans
Om Godes zegenvloed te schutten.
Elck yvert hard, elck loopt zijn best.
De Dorpman is hier vroed en wakker,
Hy zend zijn kielen Oost en West,
En maeit den Oegst van Thetis akker.
Hij eert, hij ciert den Oceaen,
En pronkt met tal en puik van Scheepen:
Zijn timmerbijl recht wondren aen,
s' Is met vernuft en zweet gesleepen.
d' Oprechtigheid zijns handels tast
Met blooten arm in gouden schijven.
Men gaet op 't woordt des Zaenmans vast:
Zijn trouw wil zonder rimpel blijven,
Elck kent en speelt zijn rol hier wel:
Elck toont zich vlijtig heusch en schrander.
De Koopploeg gaat' er diep en snel,
En staepelt d' eene schat op d' ander.
De Godsdienst draegt hier juk nog kruis.
't Gewisse word' er niet gedwongen,
Zoo hloeijen Kerk en Bede-Huis,
Zoo kweekt men waere Christen-Jongen.
Wie vroom is magh hier veilig gaan,
De deugdt verstrekt een schootvrij wapen.
Elk magh aan d' Oever van de Zaen
Vrij paerlen in zijn zweetdoek rapen,
| |
[pagina 239]
| |
Dus leeft hier 't volk: dus is de standt
Van 't Dorp, dat bloeit en groeit in zegen.
De dankbaerheid krijgt van Godts handt
Nu zonnenschijn, dan gouden regen
Ga naar voetnoot1.
In Apollo's harp Ga naar voetnoot2 vindt men zijne Vreugdetranen, over de wederkomst van Fredrik Hendrik, na vele victoriën, in het jaar 1632 bevochten, waaruit wij deze regels afschrijven. (die) in 't gezelschap van de dood,
Het hoogh bemuurde Tricht doorboord van bulderklooten
En moordmetaal, naer storm op storm, en schoot op schoten,
Deê knielen voor sijn swaerd, en smeecken om genaed;
Terwijl het blixemkruyd de wal te barsten slaet:
Die met gegrepen macht van Godgewijde schepen,
En roofkartouwen, klam van breyn en bloêge streepen,
Een raecx van schansen reegh en 't water soo bereê;
Dat Kouwesteyn van angst haer dycken opendeê,
En wees de naêre stroom een houck om vrij te schuylen
Die Limborghs strijdbaerheyt hermunte en Neêrlants
zuylen
En Ferdinandes prael gemest met suygheling
En maegde-lijcken, dreef voor 't glinstren van zijn kling
Dat 's Frederik Wilhelms soon....
Ook vóór de werken van onderscheidene zijner tijdgenooten, als van Jan Vos, Hendrik Soeteboom, Mr. Simon van Leeuwen, Dirk Doncker en Mr. Jan Blasius, komen verzen van hem voor, waaronder er echter zijn die geen de minste waarde hebben. S. en J.C.K. |