Nieuw biographisch, anthologisch en critisch woordenboek van Nederlandsche dichters. Deel 3
(1846)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Salomon van Til]Til (Salomon van), geboren te Weesp, den 26 December 1643, was achtervolgende Predikant te Huisduinen, in de Rijp, te Medenblik en te Dordrecht, tot dat hij, in 1702, tot Hoogleeraar der Godgeleerdheid en Academieprediker te Leyden, benoemd werd. Het valt niet in ons plan hier zijne bekwaamheden als geleerde en Kanselredenaar op te sommen, trouwens dit is ook reeds op eene uitmuntende wijze, behalve door zijnen leerling Van de | |
[pagina 232]
| |
Wall Ga naar voetnoot1, door den geleerden Schotel Ga naar voetnoot2 gedaan. Wij moeten hier slechts van zijne verdiensten als dichter gewagen, en halen daarom ten proeve van zijnen dichttrant de volgende regels aan uit de opdragt van zijn boek, aangaande de Digt- Zang- en Speelkonst der Ouden, aan den Edelen, Welwijzen en Voorzienigen Heer en Meester Johan de Witt. Zoo my de proeven niet van u bedriegen,
Nog al de blijken van uw weetlust liegen,
Heeft Pallas uw gewyt tot Wysheids schilt,
En van haar Priesters ook dit een gewilt,
Dat zy by uw beschutting zouden zoeken:
In uw bewaring zijn vertrouwt de boeken
Van Oud en Nieuw: en s' heeft by uw gestigt
De Boekery ten tempel van het ligt
Der waarheid: daar een voorraat van papieren,
Van Penningen, Graveersels, en Saffieren,
In Jaspis, en Gesteent, met alles wat
Voor rare konst in d' Oudheid wert geschat,
Gevonden wert door groote vlyt vergadert,
Met oordeel uitgekipt
Ga naar voetnoot3.
Behalve dit en nog een ander ter bruilofte van den zelfden Heer, dat men mede in de Nederduitse en Latijnse keurdigtenaantreft, vindt men eenige zijner gedichten vóór zijne werken. |