Nieuw biographisch, anthologisch en critisch woordenboek van Nederlandsche dichters. Deel 3
(1846)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Gerard Staeckman]Staeckman (Gerard), Lid van den Raad van State in Friesland, leefde in de zeventiende eeuw en wordt van Hooft geprezen: als een doorluchtig vernuft, geoefend in wetenschappen. Dat hij ook de Nederduitsche lier hanteerde, blijkt uit een dichtstukje: Aen Juffr. H. Hooft, op 't overlijden van haer oudste Dochter Juffr. Geertruid Hooft Ga naar voetnoot2. Vondel, die hem Staet-Generael noemt, huldigt hem in eene dichterlijke Groete, waarin hij onder meer betuigt: Nu rookt van ijver mijn pappier
Om dat een hooft des lands noch vier
In zijn' beleefden boezem heeft,
En met zijn' geest de sporen geeft
Aen Nederlantsche Poezij;
Na dat hij, als een honighbij;
Uit puik van Roomsche en Grieksche tijm
Zich vol gezogen heeft en zat, enz.
Ga naar voetnoot3
| |
[pagina 182]
| |
Een proefje van zijn dichttrant, dat ons J. v. Beverwijck mededeelt in zijn werk van de Wtnementheyt des Vrouwelicken Geslachts, ten titel: Aen de driedubbeld-ed'le Joffr. Franske van Doijem, begint aldus: Stam-ziel-daed- edel vrouwen-beelt,
Daer in yet meer als vrouw'lick speelt;
Die hooger stijght met uw' gedachten,
Als d' Hooge-school-geleerde trachten, enz.
Ga naar voetnoot1
Ook in andere talen moet hij den roem dezer landgenoote naar waarde vermeld hebben. Daar Beverwijck geen voornaam vermeldt, kan het ook zijn, dat het aangehaalde vers moet worden toegeschreven aan [Willem Staeckmans ...] |