Nieuw biographisch, anthologisch en critisch woordenboek van Nederlandsche dichters. Deel 3
(1846)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 175]
| |
bij Willem Clerck 1679, in 2 deeltjes. Wij hebben maar een staaltje aan te voeren, om de dichtkunde, van deze Zielezangen te leeren kennen. Men leze, de Geestelijke slaapzucht, en oordeele: Ik slaap soo vast, mijn ziel die leid als dood,
En ik ontsie mijn oogen eens te wrijven,
Ey komt ô God die slaaplust van mij drijven,
Al was het met een harde douw of stoot:
Of trekt mij met de beenen van dit Bed,
Waarop ik ben soo sorgeloos gaan rusten,
Of dondert met de vloeken van Uw' Wet,
Tot dat ik eens verlaat mijn vuile lusten enz.
Ga naar voetnoot1
Welk Christen kan gemoedelijk zulk eene bede in den mond nemen? Moet zulk eene taal niet de spotlust van ligtzinnigen opwekken? - Men vindt in dit werk eenige puntdichten, gelijk ze Van Sorgen gelieft te noemen, waarvan wij er maar een hebben mede te deelen, om den lezer te doen zien, van welk een allooi zij zijn: ‘Petri Gallicinium Ga naar voetnoot2, of 't Hanegekraay van Petrus.’ Op 't derde Haan-gekraay, bekeert sigh Sinte Peter,
En op het hondertste word Utrecht nog niet beter,
Hoe komt dat? ja; zijns Heeren oog dat zag hem aan,
't Was anders evenveel, of zijn, of onzen Haan.
Ga naar voetnoot3
Het Hooglied van Salomo, dat Van Sorgen uit een geheel ander oogpunt beschouwde dan, na hem, | |
[pagina 176]
| |
Herder, Muntinghe, Van der Palm en andere Godgeleerden, werd door hem in rijmelooze verzen uitgebreid en jammerlijk verknoeid. Hij overleed als Student in de Godgeleerdheid te Utrecht den 25 Maart 1677. J.C.K. |