Nieuw biographisch, anthologisch en critisch woordenboek van Nederlandsche dichters. Deel 3
(1846)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Georg Frederik, baron thoe Schwartzenberg en Hohenlandsberg]Schwartzenberg en Hohenlandsberg, (Georg Frederik, baron thoe), Grietman over Menaldumadeel enz. lid van de Maatschappij der Nederlandsche letterkunde te Leyden, was ook lid van het dichtlievend genootschap te 's Gravenhage: Kunstliefde spaart geen vlijt. Meer bekend als ijverig beoefenaar der Vaderlandsche geschiedenis en Charters, dan als dichter, was hij toch niet geheel vreemdeling op den Nederlandschen zangberg. Tot nog toe, is ons maar een enkel bewijs zijner dichterlijke bekwaamheden voorgekomen, dat wel den stempel draagt van matheid en flaauwheid, doch beoordeeld moet worden naar zijnen tijd, toen men wel sierlijke netheid, maar geene ware dichterlijke verheffing op prijs stelde. Het bedoelde stuk getiteld: De oudheit-onderzoeker, is den bestuurderen van 't gemelde Haagsche genootschap toegezongen, en diende tot geleide der twee eerste deelen van zijn Groot Plakaat en Charterboek van Vriesland, voor de boekerij van 't genootschap. | |
[pagina 141]
| |
Wij willen van dat uitvoerig dichtstuk geen schets mede deelen, maar iets tot proeve, uit het slotvers, waardoor de lezer in staat wordt gesteld te zien, op welk eene hoogte Schwartzenberg, als beoefenaar der Nederduitsche poezij, stond. Kunstminnaars! wilt mijn blijde zangen,
Die ik nu met mijn werken wij',
Ten blijk van mijne gunst ontvangen,
Voor de Eerstling van uw Poëzij.
Ben ik al wanklende opgeklommen
Ten steilen top des zangbergs, waar
De Dichtkunst, in heur heiligdommen
Bewierrookt wordt op 't hoog altaar;
Heeft mijne hand vermengde toonen
Van vreugde en droevheit durven slaan,
De eerwaardige outheit willen troonen
Op d' ouden roem van heldendaên;
Dat ik naar wensch hier voorts in slaage!
Och! dat mijn zwaaren lettertaak,
Voldeedt aan 't vorstlijk 's Graavenhaage,
Zoo grootsch van zwier en kiesch van smaak!
Kunstliefde die geen vlijt wil spaaren,
Heeft mij alleen hiertoe vervoerd:
Een straal is door mijn ziel gevaaren,
En heeft mijn ijvervuur geroerd enz.
Ga naar voetnoot1.
J.C.K. |
|