Nieuw biographisch, anthologisch en critisch woordenboek van Nederlandsche dichters. Deel 3
(1846)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 139]
| |
[Anna Maria van Schurman]Schurman (Anna Maria van), den 5 November 1607, te Keulen geboren en 4 Mei 1678 te Wiewert overleden, alwaar haar verdroogd lijk, met vele anderen nog in den het vermogen van lijkversteening bezittenden kelder voorhanden is. Het schijnt dat Witsen Geysbeek niet geweten heeft, zij bij hare veelvuldige talenten ook dat bezat van Nederlandsche gedichten te vervaardigen, daar hij haar niet in zijn Woordenboek heeft opgenomen. Wij vermelden dus hier dat zij, in 1683, hare Bedenkingen over de toekomste van Christus Coninkrijk plaatste achter de Heilige gesangen uit het fransch vertaelt, die bij J. van de Velde, te Amsterdam, het licht zagen, onder welke men wil dat mede eenige door haar in het Nederduitsch zijn overgebragt. Terwijl eerst na haren dood, in 1732, hare uitbreiding over de 3 eerste kapittelen van Genesis in dichtmaat het licht zag, welk boekje uiterst zeldzaam voorkomt. De talenten dezer beroemde vrouw wier biographie elders meermalen uitvoerig geleverd is, waren in andere vakken grooter dan in dat der Nederduitsche dichtkunde, te meer daar zij door getrouwe aanhaling van Bijbeluitspraken zeer in hare uitdrukkingen gebonden was. Men leest daar onder anderen: Als Godes Zoon in 't vleesch op aerde wert gesonden,
Doen heeft Hij d' oude Slang met zijne kracht gebonden:
So dat se sprakeloos viel van den Hemel af,
Doen s' eens naer-aepte God, en als God-spraken gaf:
En doen s' als op den top der throone was geseten,
Doen heeft haar Michaël van boven neer gesmeten
Ga naar voetnoot1.
R.A. |
|