[J. van Schulenburg]
Schulenburg (J. van), die in het
midden der vorige eeuw te Groningen leefde, vond smaak
zijne lier te doen klinken bij elk sterfgeval van een voornaam personaadje. Het
eerste dat ons van hem onder de oogen kwam was eene
Lijk-klacht ter Uitvaart van enz. Albertus Alberthoma Predikant te Groningen,
overleden in 1758, gedrukt bij
B. Greydanus in 40,
waarin hij voorstelt, dat het naar gezucht, dat er te Groningen opging
over den dood van Alberthoma, in de Hemelen eene opening
bereiden, en deed de azure lucht scheuren, waarop eene bede volgt:
dat de God van Israel, deze wonde, mogt verkwikken, met balsemen uit
Giliad. Na dit proefje zullen weinige lezers begeerig zijn om te weten,
welke klagten Schulenburg uitte in het breedvoerig Grafschrift op
Sicco Gockinga Burgemeester van
Groningen; of in den lijkzang, getiteld: Groningen in rouwe over het
afsterven van Johan de Drews enz.
J.C.K.