Nieuw biographisch, anthologisch en critisch woordenboek van Nederlandsche dichters. Deel 3
(1846)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 127]
| |
het hem tot eer, dat hij zijne rijmlust bedwongen heeft. Regels toch als deze zijn geene poëzij te noemen: Schoon wij dan hier, met smert, ons zwaar verlies beschreiën,
En, weenende op 's Mans graf, zijn deugd eene eerkrans
breiën;
Hij praalt in hooger kring, van moeite en zorg bevrijd,
Met de eerkroon, hem belooft, na 't eind' van zijnen strijd.
J.C.K. |
|