Nieuw biographisch, anthologisch en critisch woordenboek van Nederlandsche dichters. Deel 3
(1846)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 125]
| |
[Mr. Jacobus Scheltema]Scheltema (Mr. Jacobus), geboren te Franeker, den 14 Maart 1767, is ongetwijfeld aan alle onze lezers als een ijverig naspoorder der Vaderlandsche geschiedenis, ja, wat zeggen wij, als een vurig verdediger van Neêrlands roem en eer bij de vreemden bekend. 's Mans talrijke geschriften dragen toch van zijnen onvermoeide onderzoekingen de voldoenste blijken. Het is hier echter de plaats niet die breeder te vermelden Ga naar voetnoot1, even min als zijn deel aan de burgerlijke beroeringen vóór en in het jaar 1787, met de gevolgen daar van, en de verschillende betrekkingen, waar in hij zich vooral na het jaar 1795 geplaatst zag, en van welke die van Griffier van het Hooge Militaire Geregtshof te Utrecht de laatste was. Minder bekend zal het wezen, dat hij ook nu en dan de Vaderlandsche lier hanteerde. Hij deed dit echter op zulk eene wijze dat het ons leed doet zoo weinig van hem te kennen. Wij deelen hier tot proeve mede zijn Bijschrift op Rabo Herman Schele naar het Latijn van Petrus Burmannus Secundus. Bataaf aanschouw den held, het kroost van ed'le Magen,
Die de adeldom der deugd aan kunde en wijsheid paart.
't Is de Aristides zelf, de Cato zijner
dagen,
't Is Schele, op wien uw oog in deze beeldt'nis
staart.
Geen baatzucht heeft hem ooit van 't spoor der eer doen wijken:
Geen hofwind dreef zijn kiel langs d' ongestuime baan;
Zijn vrijheidsliefde en trouw, wat immer mogt bezwijken,
Deed hem gelijk een rots in 't hart der golven staan;
| |
[pagina 126]
| |
Zoo vaak ge op dit gelaat een fieren blik zult
wenden,
Zoo dikwerf kloppe u 't hart van vrijheidsliefde en vreugd.
Nooit moog' een laffer kroost den roem der vad'ren schenden,
Niets u meer heilig zijn dan uwer vad'ren deugd
Ga naar voetnoot1.
Eene andere proeve kan men vinden bij onzen voorganger Ga naar voetnoot2. Scheltema, die den 25 October 1835 overleed, was bij de eerste instelling der Ridderorde van den Nederlandschen Leeuw, met het eereteeken daar van versierd, het geen hem zeker wel door niemand misgund werd, daar zijne nagedachtenis ongetwijfeld bij ieder die op de uitbreiding van de eer des Vaderlands prijs stelt, ja bij de geheele nakomelingschap in zegening zal blijven. |
|