[Joost van Ravelenghien]
Ravelenghien (Joost van), die in
het laatst der zestiende en in het begin der zeventiende eeuw te
Leyden woonde, was denkelijk een zoon van den beroemden
Hoogleeraar in de Hebreeuwsche taal, Franciscus
Ravelenghien, of zoo als hij, die uit Fransch Vlaanderen afkomstig
was, zich schreef
Raulenghien, en van
Margaretha Plantijn, eene dochter
van den bekenden boekdrukker en geleerden van dien aan wiens vermaarde
drukkerij Joost Ravelenghien vermoedelijk werkzaam was. Hij leverde
eene nieuwe en betere vertaling van Claude Paradin's Devises
Heroiques (symbola Heroica) mild met dichtregels doorvlochten, die getuigen
dat Ravelenghien zich onder zijne tijdgenooten niet ongunstig
onderscheidde. De titel is
Princeliike Deviisen, en het hoogstzeldzame
boekske is versiert met vele houtsneden. Tot eene proeve van 's mans verzen
schrijven wij hier de volgende regels af.
Denos zal sich uitgaen te gheender tijt verhaesten:
Noghtans daer hij wil zijn, comt hij noch wel ten laetsten:
Den mensch ook die begeert in al syn dingen spoet,
En haeste sich niet seer, maer gae al voet voor voet,
De haesticheyt is quaet in alle menschen wercken,
Mits dat sy heur gebreck niet can noch wil bemercken:
Maer die met sachten sin sijn soecken wel leydt aen,
En dan gestadich werckt, het sal hem wel vergaen.
R.A.