[G. Quant]
Quant (G.), die in het midden
der vorige eeuw, te Oud-Beijerland woonde, vervaardigde
lofverzen op de werken zijner tijdgenooten. Een klinkdicht Op het Dank-
Vast- en Bedeöffer van myne kunstvriend Jan
Maan begint aldus:
Wie voert mijn' tragen geest', door lucht- en hemelkringen,
Ver boven zon en maan, voor Gods genadetroon?
Wie legt daar 't reukwerk neêr, op 't altaar van Gods Zoon',
En weet door 't rein Gebedt den hemel in te dringen?