Nieuw biographisch, anthologisch en critisch woordenboek van Nederlandsche dichters. Deel 3
(1846)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 39]
| |
hij voor haar stamboek niet minder dan zes dichtstukjes vervaardigde waar onder een paar van langen adem. Het best beviel ons: De pen van Juffrou Maria Garnier, geb. Bourget aan het schaartje van Juffrou Joanna Blok geb. Koerten. Sneedig schaartje, scherp gesleepen,
Waar meê 't meer gesleepe brein
Grooter wondren doet in 't klein;
Dat de gladste letterstreepen,
Met noch levendiger zwier,
Kunt doen prijken in 't papier,
Al de schrijf en dichtkunst pennen
Die gij door uw kracht bezielt,
Daar de menigte van krielt,
Moeten nevens mij bekennen,
Dat gij zoo de geesten wekt,
Als de zeilsteen 't ijzer trekt. enz.
Onder andere gelegenheidsverzen, vervaardigde hij een uitvoerig, om meer dan eene reden belangrijk, dichtstuk: Op de Uitvaart van den vermaarden dichter Jan Vos, 1667, hetwelk hij met het volgende grafschrift besluit. 't Lijk van de schrandre Vos, een gauw vernuft, een wonder,
Een Dichter, dubbel waard dien eernaam, leit hier onder,
Die op het Raadpaleis, aan 's Amstels dam gesticht,
Op tweederleie wijs doorluchtig heeft gedicht;
Die in beroep en kunst had steeds de maat voor oogen,
En zoo zijn staat niet slechts kon houden, maar verhoogen.
Terwijl hij glazen mat, wijn roeide of vaerzen schreef;
Die, kennende geen taal dan Nederduitsch, meer bedreef
Dan veele die verwaand met taalgeleerdheid prijken,
En vreemdelingen in hun Moederspraak gelijken.
Hoe naa hem d' Oudekerk aan 't hart gelegen heeft,
De Nieuwe zijn gebeente een zachte rustplaats geeft.
| |
[pagina 40]
| |
Hij vertaalde ook Catonis disticha op eene zeer vloeijende wijze. J.C.K. |
|