Nieuw biographisch, anthologisch en critisch woordenboek van Nederlandsche dichters. Deel 3
(1846)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Steven Perret]Perret (Steven); of, zooals Wagenaar hem noemt Steven Paret, behoorde tot de dichters uit de laatste helft der zestiende eeuw. Hij schijnt een Antwerpenaar te zijn geweest, althans uit die stad kwam hij zich te Rotterdam vestigen. Hier toonde hij zich een hevig aanhanger van Leicester en werd in September 1586 om het voeren van oproerige taal, en op vermoeden, dat hij de opsteller was van zekere schimpschriften tegen de Staten, op hunnen last, met alle zijne papieren in hechtenis genomen. Hij zat tot in Junij des volgenden jaars op de Voorpoort te 's Gravenhage, wordende hij toen door het Hof ontslagen, onder belofte van, des verzocht zijnde, binnen veertien dagen, weder in regte te verschijnen. Twee jaren later werd hij door het Hof gevonnisd, om openlijk te verklaren, dat hij berouw had van hetgeen hij ten laste van de Staten had gesproken Ga naar voetnoot1. Hij vervaardigde een werk getiteld: Woudt van Wonderlijcke Sinnefabulen der dieren, kunstich met levendighe ende aerdighe groote Schoone Beelden gedrukt, enz. doch wij kennen er slechts de tweede, mede hoogst zeldzame, uitgave van, welke in folio in 1632 tot Rotterdam wederom met Sinne-rycke Ghedichten op 't nieu bij ghevoecht, verbetert en | |
[pagina 38]
| |
vermeerdert door A. van de Venne werd uitgegeven. Van iedere plaat geeft hij in zestien regels de beschrijving, in acht de verklaring, en besluit telkens met eene in vier regels berijmde bijbeltekst; Zoo lezen wij bij plaat VII.
1 Corinthen X.
Den ghenen die overeyndt staet, moet voorsichtich pooghen,
Dat hem d' eer-giericheyt, door hoochmoet niet en velt,
Want die op syn gheluck sich sal te seer verhooghen:
Godt flucks door ongheval syn groote waen versmelt.
Dit zal ten proeve van 's mans dichttalent wel voldoende zijn. |
|