[P. van Oostrum]
Oostrum (P. van) of van Ostrum, stelde in de zeventiende eeuw, met de
zinspreuk: keur baart angst, voor het vierde en vijfde deel van P.
Bor's
Nederlandsche Oorloghen, een paar dichtstukken,
waarvan inzonderheid het laatste en grootste, door kracht van taal en zin, den
dichter kenmerkt, en ons naar meer van zijne hand doet wenschen. Het
begint:
Den onverwonnen Leeuw, vol yvers, en vol moets,
Niet wenschende de twist, niet hakigh na veel bloets.
Hij die den Arent trotst, en Spangië staegh comt tergen,
Niet vreesende sijn macht, noch gout-mijn-rijcke Bergen,
Dien Leeuw, voor wien, ô heyl! een Hemel selver vecht,
En sijn ghemaenden hals met glory-feest op-recht:
Die voedt in sijnen schoot veel treffelijcke Mannen
Die tot der Landen dienst haer crachten steedts inspannen,
Die tot der Landen nut, en voordeel van den staet
Ghebruycken haer verstant, en gheven haeren raedt.