Nieuw biographisch, anthologisch en critisch woordenboek van Nederlandsche dichters. Deel 2
(1845)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Jacobus Nyloe]Nyloe (Jacobus), geboren in 1670, werd in 1697 Predikant te Assen. In 1698 evenwel begon hij ziekelijk te worden, zoo als hij zelf verklaart in de Voorrede voor zijne schriftuurlyke Redevoeringen over uitgeleze stoffen uit het Oude en Nieuwe Testament, te Groningen by Joh. van Velsen, 1711. In 1709 of 1710 schijnt hij emeritus te zijn geworden; want zijn opvolger in de H. bediening komt eerst op 't laatstgemelde jaar voor. Hij was niet alleen beroemd door zijne godgeleerde schriften, maar wordt ook geteld order de opbouwers en beschavers onzer taalGa naar voetnoot1. Dat hij ervaren was in de letterkunde van Rome en Griekenland, blijkt duidelijk genoeg uit zijne theologische geschriften. Als beoefenaar der poëzij leeren wij hem kennen uit zijne Schriftuurlijk Redevoeringen. Daarvoor komen een drietal gedichtjes voor, waarin hij, met zinspeling op zijnen eigennaam, den vruchtbaren Nijl-stroom bezingt. Een daarvan luidt, als volgt: Gelyk de Nijl, schoon traag in 't vloeyen,
Egiptens landen overstroomt,
En doet daar akkers en geboomt,
En alle velden welig groeyen.
| |
[pagina 467]
| |
Zoo wensche ik dat door 's Heeren zegen
Myn trage en onvolmaakte werk,
Tot nut en dienst van Christus kerk,
Zy als een milde en vruchtbre regen.
Dan zal onze arbeit nimmer falen;
Als Paulus in Godts akker plant,
Apollos nat maakt met zyn hant,
De wasdom zal van God afdalen.
Meer voortbrengselen zijner Muze zijn ons niet voorgekomen. A.L.L. |
|