Nieuw biographisch, anthologisch en critisch woordenboek van Nederlandsche dichters. Deel 2
(1845)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 411]
| |
[Willem Mens]Mens (Willem) heeft eenige rijmen nagelaten, die, in het jaar 1829, voor rekening van den uitgever, te Gorinchem gedrukt zijn, onder den titel van: Zin- en zaakrijk verhaal of bekeerings weg schriftelijk in rijm geteld door den Auteur Willem Mens; welks gemeenmaking in den druk dienen kan, dat de gedachtenis aan dien regtvaardigen bij ons in zegening blijven mag: daar hij, in deze zijne schriften nog tot ons spreekt na dat hij gestorven is, als een die door genade, zijne roeping en verkiezing hadde vast gemaakt; bestaande in twee stukjes; met een' Gouden Keten van vijf en twintig woorden aangaande Jezus Mensch-wording, geplaatst aan het hoofd des tweeden stuks, in druk gegeven met een woord bij wijze van voorrede, door C. Teuling. Daar wij niet gaarne iemand leed doen zouden wij het slechts bij de vermelding van dit boekje gelaten hebben, aangezien echter de schrijver van de voorrede zegt ‘al kwamen er zoo vele recensenten, als er duivelen in de hel zijn, om dat boekje met zijne schrijvers, als lasterende en spottende te doemen, gelijk zij, als het naar waarheid riekt, gewoon zijn te doen, zulk een menschelijk veroordeel zal den Autheur, die reeds in den Hemel is, niet kunnen schaden’, durven wij er, zonder eenig gewetensbezwaar, van zeggen, dat het zin- en zaakrijk verhaal van Mens een waardig pendant oplevert voor den Aartsvader Jacob van den Breukelschen Bakker De JongGa naar voetnoot1. Men oordeele uit den aanhef van het eerste stukje: | |
[pagina 412]
| |
God gaf mij 't eerste licht en leven,
In Zeeland ben ik jong geweest,
Een plaats die weinig werd beschreven;
Gods raad bestaat in 't minst en 't meest.
De plaats die is genaamd Westkerke,
Gelegen in het Tholens land,
Daar ik het eerste doen en werken,
Tot mijn hulp nam bij de hand.
Mijn Vader heb ik vroeg verloren,
Ik was maar pas drie jaren oud:
Hem 't negentiende kind geboren;
Was met zijn tweede vrouw getrouwd.
Van moeders zijde was ik zeven;
Na mij heeft zij nog eens gebaard:
Van twintig nog alleen in 't leven,
De goede God heeft mij bewaardGa naar voetnoot1.
En zoo rijmelt hij ons in 405, zegge vier honderd en vijf, coupletten zijne geheele levens- en bekeeringsgeschiedenis voor. Achter het tweede stukje, dat, zooveel wij er uit kunnen opmaken 's mans geloofsbelijdenis zal moeten bevatten, en slechts uit 129 coupletten bestaat, vinden wij nog een dichtstukje, opgesteld door Willem Mens, eenen Vriend van de vrije Genade Leer, op het afsterven van zijne waarde en dierbare huisvrouw Martijntje de Graaff, waarin hij onder anderen zegt: 'k Heb haar getrouwd voor dertig jaren
En acht daarnevens bij gedaan;
o Tijd! waar zijt gij heengevaren!
o Tijd! mij dunkt 't kan niet bestaan.
| |
[pagina 413]
| |
Zoo lang heb ik dat pand genoten,
En vruchten van dit huwelijksbed,
Tot twaalftal daaruit gesproten,
En twee door misval dat belet.
Een zoon, twee dochters, nagelaten,
En negen zijn er door den dood
Al jong dit jammerdal verlaten;
Gods doen is zoo geducht als groot.
De moeder met haar negen kind'ren
Begraven hier op 't kerkenhof;
Zoo ziet men 't veertiental vermind'ren,
Daar leven nu maar vier meer ofGa naar voetnoot1.
De lezer zal na deze proefjes zeker niets meer begeeren. |