[Hubertus van der Meer]
Meer (Hubertus van der), eerst Predikant te Bovencarspel, later te Wervershoof, gaf in 1687 uit den tweeden druk van het Menschen-Eyland, ofte Rechtspligtige Procedure tegens de Sonde, in 't Raadhuys van 's Menschen-Herte, dat hij uit het Engelsch van Richard Bernard vertaald had. Achter dit in prosa geschreven werkje vindt men Eenige veersen van den Overzetter, die omdat sy op de voorgaande stoffe niet qualijk passen, hier bij gevoegt zijn, waarvan het eerste dus aanvangt:
Beleyd met Hert en Mond,
't Is Balsem voor de Sond.
Stemme: Enfin l'Amour est mon Vainceur.
Hoe swiert in mijn gedacht
Gelijk een spook in 't midden van de nacht
't Verdoem'lijk sonde quaad?
Daar ik met Ziel-gepeyns of daet
Of woort mijn schult aan ken,
'k Weet dat den Laatsten dag
Van elke dag my reden eyschen mag
De doot-pijl vol van schrik
Die daagt my yder oogenblik,
En doelt na 't herten bloed,
Doodts benauwtheydt voed. enz.