Nieuw biographisch, anthologisch en critisch woordenboek van Nederlandsche dichters. Deel 2
(1845)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Adrianus Mandt]Mandt (Adrianus), Predikant, eerst te Zutphen, daarna te Gorinchem, waar hij den 31 Augustus 1791 beroepen werd en den 29 Julij 1807 overleed, liet aldaar in 80. drukken: Boetzangen ter gelegenheid en gedachtenis van den geduchten Watervloed des jaars 1799. Dit dichtstuk uit drie zangen bestaande bevat vrij goede coupletten. Wij deelen er hier drie van mede, genomen waar het boekske open valt: Uw Rhijn en Maas, uw Lek en Waal,
Uw IJsel rukken aan om vaderlandsche streeken,
Hoe zwaar bedykt, bedamd, ter borst-weer in te breeken;
Geen hei- of krib-werk helpt of stelt de woede paal;
Terwyl een winter-storm van 't westen,
Met donderend gebrul, verschrikt en veld en vesten.
De vloed voert vaste dammen heen,
En rukt de dyken los, gebeukt door zwaare schollen,
Die tuimlend tegen hen, en op hun kruinen rollen;
De vloed herschept het land, het grazig land, in zeen;
De koren-akker ligt verdronken;
Daar 't bezig kouter ploegde, is de aarde weggezonken.
Zelfs dichte bosschen worden vlot,
Gevoerd door vlottend IJs; wie kan die magt weêrstreven,
Die in haar vuisten voert den dood van 't veege leven?
Ja; de Almagt spreekt, ô ja! op deezen vloed is God.
Veel-jaarige eiken, hooge dennen
Bezwijken voor 't geweld, dat hollend aan koomt rennenGa naar voetnoot2.
|
|