Nieuw biographisch, anthologisch en critisch woordenboek van Nederlandsche dichters. Deel 2
(1845)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Jacobus Lydius]Lydius (Jacobus), geboren te Dordrecht, was eerst sedert 1633 Predikant te Bleskensgraaf, van waar hij in 1637 naar zijne geboorteplaats werd beroepen. In het jaar 1662 verscheen aldaar, de tweede druk van de Vrolicke uren des doodts ofte der wijsen vermaeck door proza afgewisseld en met platen versierd in het licht. Zijne vloeijende verzen rollen in den Catsiaanschen kadans en getuigen van groote belezenheid. Tot eene proeve schrijven wij hier af: Soo weinigh als men kan de waterdruppels tellen
Die met een soete drift hier uyt der aerde wellen
Of die den hemel sendt in grooten overvloet,
Wanneer hy over ons syn vensters open doet;
Soo weynigh als men weet te zeggen hoeveel zanden
Of op de duynen zyn, of leggen aen de stranden;
Soo weynigh als men weet, hoe meenigh schub-gediert
Sich wentelt in de zee, en door de stroomen swiert,
Soo weynigh als het ooyt kan tellen al de vruchten,
Waeronder in den oogst ook dikke boomen suchten,
Of als een Akker-man kan tellen al het gras
Dat in de Somertyt al op de velden was;
Soo weynigh als men telt de sterren aen den Hemel,
Of bladers in het bosch, die met een staegh gewemel
Haer mengen onder een, en warren het gesicht,
Schoon dat het onverrukt daer op was aengericht!,
| |
[pagina 390]
| |
Soo weynigh als men oyt, met goed bescheydt, kan gissen
't Getal van 't oeveraes: een spyse voor de vissen,
Dat voor een korte tyt op onze stroomen sweeft,
En niet een Somerdagh ten vollen uyt en leeft!
Soo weinigh kan men oock de qualen en ellenden,
Die ons de jonge tyt en ouder dagen senden
Optellen al te mael en weten haar getal,
‘De soetste werelts-vreught die smaeckt oock na de gal’.
Behalve dit dichtstuk, door Scheltema, Ga naar voetnoot1 een uitmuntend en door Collot d' EscuryGa naar voetnoot2, een meesterlijk leerdicht genoemd, leverde hij nog Gedachten op den Inbreuk van den Alblasserwaard geschiedt den XXX December CIƆ IƆ C L VIII, meestal achter J. van Oudenhovens Ingebroken Alblasserwaart ingebonden, dit stuk heeft, zegt de Heer SchotelGa naar voetnoot3, ‘de goedkeuring van bevoegde beoordeelaars mogen wegdragen, gelijk ook de vier gedichten, welke achter het voormalige Passieboekje der Hervormde gemeente te Dordrecht voorkomen’. Ook wordt de door hem naamloos in het licht gezonden Roomschen Uylenspiegel, door een aantal luimige dichtstukjes afgewisseld. Voorts zijn nog vele zijner gedichten voorhanden in het door hem verzamelde Belgium Gloriosum, in De Herstelden Zeegtriumph van Karel den tweede, in De Uitnemendheid des vrouwelijken Geslachts, in Den Lof der Medicine van J. van Beverwijck, voor de werken zijner tijdgenooten, en elders. R.A. |
|