Nieuw biographisch, anthologisch en critisch woordenboek van Nederlandsche dichters. Deel 2
(1845)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[D. Lenige]Lenige (D.), vader van de Friesche dichteres Cijnthia LenigeGa naar voetnoot1, koopman te Makkum. wist zijne dochter al vroeg lust in te boezemen, ter beoefening der edele dichtkunst, waarin zij naderhand boven hem uitmuntte. Toen de dood haar, den 3 October 1780, in den leeftijd van omtrent 25 jaren, wegrukte, werd het vaderlijke hart deerlijk geschokt, te meer daar hij zoo veel vreugde aan haar beleefde, en haar roem zich meer en meer uitbreidde. Het verwondert ons dus niet, dat hij, na het bedaren der eerste droefheid, zijn hart lucht gaf in het ontboezemen van een' Lijkzang op het vroegtijdig afsterven zijner dochter, waarin hij, onder meer, zegt: | |
[pagina 359]
| |
Wat meer is dan gemeen voorspelt een' korten duur;
Gelijk een vlugge vlam, een ras voorbijgaand vuur,
Zo straalde ook uit haar oog blijgeestigheid en leven,
Terwijl haar vrolijk hart tot leven scheen gericht:
Zo blonk haar ziel in deugd, als 't diamanten licht,
En trachtte meerder glans aan mijn geluk te geeven.
Zwak Vaderhart! ai mij! u is die roem ontzegd,
Wiens was het eigendom? niet uw, maar 's hemels recht,
Wenscht gij met zoo veel schoons dan eeuwig hier te praalen?
Zo stuift al 's waerelds bloei gelijk een herfstblad heen,
Alwaar de nachtraaf krast. Dan! hoe mijn ziel ook ween',
Het was des Hoogsten wil, ik weet Hij kan niet dwaalen. enz.
Bij de Herinnering van zijn acht en twintigste trouwdag, die vier dagen na den dood zijner dochter en op den dag harer begraving inviel, betuigt bij op een' weemoedigen toon: Nu is mijn hoogste lust
Hier eeuwig uitgeblust.-
Zij is van mij gescheiden!
Ach! moest ik op deez' dag!
Versmelten in geklag
En haar naar 't graf geleiden!
Deze proeven, die blijken geven van zijnen aanleg, vindt men achter de Mengeldichten van C. Lenige bl. 224-228. J.C.K. |
|