Nieuw biographisch, anthologisch en critisch woordenboek van Nederlandsche dichters. Deel 2
(1845)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[J. van Leeuwen]Leeuwen (J. van), Apotheker te Leiden, plaatste in de Gedenkzuil van Nederlands heil en Oranjes Zegepraal, Rotterdam 1788, een dichtstuk, gelijk men het toen noemde, in drie zangen, Bij de heugelijke terugkomst van Willem V en deszelfs Gemalin. In den eersten zang roept hij de Dankbaarheid aan, om hem te geleiden in hare zaal, op 't zielverkwikkend Feest, waarop hij laat volgen: God lof! zij bied alreê haar blanke hand mij aan,
Wat schoonheid, Hemels Beeld, hoe vuuren mij uw stralen?
Waar ben ik? Ach wat zie 'k, ginds henen, schuiflend gaanGa naar voetnoot1?
Raad eens lezer wat het was dat daar schuiflend ging? Wel! niemand anders dan de ondankbaarheid, die vloekharpij, die pest. Welke keurige poezij de andere zangen opleveren, kan men uit dit staaltje bevroeden. J.C.K. |
|