Nieuw biographisch, anthologisch en critisch woordenboek van Nederlandsche dichters. Deel 2
(1845)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 345]
| |
[Jan Willem Kumpel]Kumpel (Jan Willem), zond, in nog jeugdigen leeftijd, te Leyden, in 1779, Mengelstoffen in het licht, toen hij nog eerst Candidaat in de regten was, grootendeels bestaande in losse bespiegelingen, meest op de Goddelijke goedheid, zoo met opzigt tot de schepping en onderhouding van het Heelal, als 's menschen verlossing betrekkelijk; benevens zedelijke betrachtingen en eenige beschouwingen van de natuur. De daarin voorkomende stukken, hoewel alle blijken dragende van door eenen niet zeer geoefenden jongeling gedicht te zijn, deden echter nog al eenige verwachting van hem koesteren. Men oordeele uit de volgende regels uit het eerste stukje De vlugt getiteld: 'k Verlangde om God te zien, den Bouwheer van 't Heelal,
Den Opperkonstenaer, wien 'k altijd zoeken zal;
Doch niet gelijk voorheen, ver boven lugt en winden,
Maer van geen plaets bepaeld, en 'k zal Hem, zeker vinden,
Die ons alom geleidt als met zijn regterhand,
Hij vindt zijn Schepper, die voor Hem in liefde brandt.
Deze bundel werd in 1783 gevolgd door een ander dichtwerk Vaderlandsche Gedenkstukken, waaruit wij hier den aanhef van zijne Ode aan de vrijheid afschrijven: Bij wien - bij wien - en in
Wat Achtbaar woud, Godin,
Acht men uw luister heilig?
Waar leert elk Terp aan 't nageslacht,
Hoe Godlijk men uw gaven acht,
Voor 't woen der Tijden veilig?
Waar schone kan men zien
Het vlien,
| |
[pagina 346]
| |
Der Helsche dwinglandije - ?
Waar eedle Vrijheid blinkt uw gloor - ?
Hier, hier bij Batoôs Helden Choor,
Uw Gloor dien ik mijn Zangen wije.
Stroom als de Rhijnstroom voort,
Die de eedle Schaar bekoort
Van Duitschland, vrije Neeven;
Zwel somtijds uit uw bedding, zwel,
Volg vrij o Toon! mijn Zielsgestel,
Toon door wat geest gedreven,
In' streelend maatgeluit
Zich uit,
Een Zoon van vrije Vaadren.
Geef, Vrijheid, aan mijn Tonen kragt,
Voor 't Lied dat u wordt toegebragt,
'k Kome u bekranst met Rozen naadrenGa naar voetnoot1.
Is hij dezelfde, zoo als men ons berigt, die in 1814, onder den naam van Mr. J.W. Campbell, genaamd Kumpel, Iets uit de Amsterdamsche gijzeling, het Verheerlijkt Amsterdam en Aan den Admiraal Verhuell in het licht zond, dan is zijne Muze niet voor uit gegaan, daar die stukjes niet veel meer dan rijmelarij bevatten. |
|