Nieuw biographisch, anthologisch en critisch woordenboek van Nederlandsche dichters. Deel 2
(1845)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Wouter de Kroes]Kroes (Wouter de), geboren te Schiedam den 30 September 1800, overleden te Gorinchem den 2 September 1830, was iemand, die door eigen oefening het vrij ver in de dichtkunst gebragt had. Hij liet, bij zijn overlijden, eene groote verzameling dichtstukken na, waaronder van vrij uitgebreiden omvang, meest allen van luimigen inhoud, eenige daarvan zijn in tijdschriften of jaarboekjes publiek gemaakt. Wij deelen hier ter proeve dat getiteld Bertha mede: Toen wij, met blijden zang en dans,
De jongste lente vierden,
En knaap en maagd, ter harer eer,
Elkaâr met bloemen sierden
Toen was steeds Damon aan mijn zij'
En scheen soms diep bewogen,
En drukte menigmaal mijn hand
En keek mij zacht in de oogen.
't Was of dat hij me iets zeggen wou
En 't echter niet dorst wagen;
Ik wist niet wat - en - giste ik iets,
Toch dorst ik niets hem vragen.
| |
[pagina 342]
| |
Maar, als wij keerden van haar feest,
Verzelde hij mij weder,
En zag mij toen nog zachter aan
En zuchtte en sprak zoo teeder.
Toen schetste hij hoe liefdes schicht,
Sinds lang, hem 't harte griefde;
En sprak van balsem voor zijn wond -
En bood en bad mij liefde.
Ik bloosde en zweeg... maar, ach! nog eens
Herhaalde hij dat smeeken:
Weêr zweeg ik... treurig ging hij heên;
Maar, kon ik daadlijk spreken?
En weêr is 't lentefeest nabij
En blad en bloem ontloken;
Maar, 'k zag den goeden knaap niet weêr:
Och! had ik maar gesprokenGa naar voetnoot1.
Ook als puntdichter was hij niet onverdienstelijk: men oordeele Wie 't nog betwijflen moog of Jan, de Chirurgijn,
Ook snijen kan, bedenk, wat ze ook van knoeijen praten,
Hij sneed een bloedzweer bij Katrijn,
En rekende haar tien dukatenGa naar voetnoot2.
|