Nieuw biographisch, anthologisch en critisch woordenboek van Nederlandsche dichters. Deel 2
(1845)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Adam Leonard Kaldenbach]Kaldenbach (Adam Leonard), geboren in 1767, eerst Conrector der Latijnsche scholen te Hoorn, daarna Rector te Breda, waar hij voor een tiental jaren overleed, gaf in 1798 te Amsterdam een bundel Godsdienstige gezangen uit, welke zelfs in een daarvoor geplaatst Latijnsch vers van Hieronymus de Bosch geprezen worden. Dit spoorde ons aan om het boek eens ter gezette lezing open te slaan, maar hoe deerlijk zagen wij ons niet bedrogen. De geheele bundel is toch niets anders, dan eene vrij vloeijende berijming van gemeenplaatsen of, zoo als Witsen Geysbeek het uitdrukte, van boerenwaarheden, bijv. De hand, die graanen uit kan zaaijen
En lasten op de schouders tilt,
Kon eerst geen houten drijftol draaijen,
Die zonder zwaarte in 't ronde driltGa naar voetnoot1.
of Hoe meer de mensch zijn vleesch mag baaden
In wellust, die de waereld biedt,
Hoe meer zijn geest de sombre paden
Der doodsvallei angstvallig vliedtGa naar voetnoot2.
| |
[pagina 301]
| |
of Al wie in 't hart een snoodaard is,
Al had hij eertijds uitgeblonken,
Zal, blijft hij vast aan 't kwaad geklonken,
Nooit erven d' opper-ervenisGa naar voetnoot1.
Nog bezitten wij van hem, behalve een paar stukjes in de Kleine Dichterlijke Handschriften, Alexis en Aline, Amsterdam 1800, en Lierzang den Vorst en het Vaderland toegewijd, Breda 1814: De laatste vangt dus aan. Sints Neêrland werd verdrukt door slaven
Van Frankrijks heilloos vloek verbond
Lag mijn' ontstelde Lier, Bataven!
Met floers omtogen, op den grondGa naar voetnoot2.
Het komt ons voor dat de man beter gedaan had van ze niet op te rapen. |