Nieuw biographisch, anthologisch en critisch woordenboek van Nederlandsche dichters. Deel 2
(1845)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Daniel Theodorus Huet]Huet (Daniel Theodorus), Predikant der Waalsche gemeente te Vlissingen, heeft achter zijne, in 1753, te Amsterdam in folio uitgegeven, Inhuldiging van Z.D.H. Willem Karel Hendrik Friso, als Erfheer van Vlissingen, een zegenwensch aan dien Vorst ter zelfder gelegenheid en een Treurdicht op diens overlijden geplaatst, welk laatste meer waarde bezit dan alle die, welke in de Dichtkundige Cypressenbladen voorkomen. Hij voert daarin de Republiek aldus sprekende in: Bestierder van 't heelal, almoogend Opperweezen.
Wat heb ik niet te vreezen,
Indien ik, onbekeerd, Uw' gramschap langer terg?
Zoudt Gij niet, gansch verbolgen,
Op deeze versche Wond, zoo pijnelijk, zoo erg,
Nog zwaarder' straf doen volgen?
Maar neen, daar is nog hoop: ik ben nog niet verteerd,
Mijn Land niet omgekeerd,
Mijn' steden niet verwoest; mijne akkers niet vertreeden:
O gunsten, die 'k erken!
Mijn Vader! 't is alleen aan Uw' Barmhartigheden
Dat ik het schuldig ben!
| |
[pagina 271]
| |
Verzacht dan ook de Smart, die Gij mij doet beproeven:
O God, wil niet vertoeven!
Hoe zeer ik lijde, Uw' gunst is tot mijn' troost bekwaam:
Gij wilt niet dat ik sneeve;
Neen, dat de Zondaar sterve, is U niet aangenaam,
Maar dat hij beter leeveGa naar voetnoot1.
|
|