Nieuw biographisch, anthologisch en critisch woordenboek van Nederlandsche dichters. Deel 2
(1845)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 268]
| |
[J. Houtman Th.]Houtman Th. (J.) leverde in het begin dezer eeuw onderscheidene dichtstukjes in de kleine Dichterlijke Handschriften, de meeste zijn vertalingen, dat getiteld Cupido op Dieverij betrapt schijnt echter een oorspronkelijk stukje te wezen, waarom wij het hier laten volgen. Onlangs ging het Minnewichtje
In den bloemhof van Climeen,
Om een kransje zaam te vlechten
Voor zijn moeder Cytheré.
't Kleine guitje was regt keurig,
Zocht de beste bloempjes uit,
Daar Climene, hem beglurend',
Hem gerust in liet begaan,
Denkend: 't Is een kind. Maar eindlijk
Ging hij naar een' rozeboom.
Hier stond hij als opgetogen:
Welk een' liefelijken reuk,
Zei hij, geven rozen van zich!
Kom, ik zal er een van plukken
Moeder zal gewis daarmeê;,
Regt verblijd, haar' gordel sieren.
IJlings plukte hij er een;
Maar, hoe droevig keek het schelmpje,
Toen een scherpgepunte doren
Hem in zijnen vinger prikte!
Hij riep uit: Ach, welk een pijn!
Is hier niemand tot mijn redding?
Help me? ik steel nooit bloempjes weêr.
Hierop kwam Climeen te voorschijn,
Met zijn naar gekerm begaan,
Zeggend: Knaapje ik zal u helpen,
Mits gij nooit geen bloempjes steelt.
Zoeterd! houd maar op met schreijen;
Geef uw vingertje maar hier;
| |
[pagina 269]
| |
Zie, daar zit die stoute prikker...
Ha!.. ziedaar... daar hebt gij hem,
Wees nu stil! Het oolijk guitje
Vloog haar dankbaar om den hals,
Kust haar vermiljoenen koontjes,
Drukkend met zijn teedre hand
't Spichtig puntje in d' open' boezem
Der meêdoogende Climeen,
Die, op 't oogenblik, haar hartje
Door het tintlend vuur der min
Gloeijen voelt, en, gansch verlegen,
De oorzaak van haar lijden zoekt:
't Rozepuntje was veranderd
In een' scherp gewetten schicht.
't Minnegoodje zei, al lagchend;
Dit is 't loon voor uwe hulp.
En Climeen, door hem getroffen,
Riep: Wat zoete ondankbaarheidGa naar voetnoot1!
Ook vervaardigde hij een dichtstuk ter gedachtenis van J.H. Van Dongen, te vinden in den bundel Lijkzangen op dien man. G.L. |
|