Nieuw biographisch, anthologisch en critisch woordenboek van Nederlandsche dichters. Deel 2
(1845)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 264]
| |
Men oordeele uit de volgende regels uit zijn dichtstuk: Op het waerde Boek, 't Lof van Haerlem, beschreven door den Eerwaerdigen, Wel-geleerden D. Samuel Ampzing, enz. Wil iemand Duynwaerts in, Konijn en Haes sien lopen
En hoe het krielend wild komt uyt sijn hol gekropen?
Heeft iemand lust of treck te jagen door het sand,
Of ook te wand'len langs een soete water-kant?
Wil iemand sien op 't land veel schoone Heren-huysen,
En horen 's Vogels-sang en sterke vluchts gedruysen.
En braeve Dorpen sien, niet verre van de Stad,
Des linwaets wit gebleyk, en menig lieflijk pad?
Wil iemand, altijd an, een menigte van schepen
Sien varen uyt en in, en door het Sparen slepen?
Die leze maer dit Boek, enz.
Hij had tot zinspreuk: Een en genoeg. |
|