[B. van Hemert]
Hemert (B. van), van dezen vinden wij in het zeldzame boekje: Strijd of kamp tusschen kuysheid en geylheid door J. van Vondel uitgegeven te Amsterdam, bij J.Az. Colom in langw. I20., ook twee liedekens het een, een minne- het ander een wiechliedeken; uit het laatste willen wij eenige coupletten mededeelen, welke de hartelijke teedere zorg der moeder voor haar kind, zoo moederlijk uitdrukken.
Gebakeloerd nu is mijn lieve popje kleen,
Mijn melck soppertje zoet, suycht dijn memmetjes speen,
En trek het suycker sock soo veel dijn hertje lust,
Soo leyt dijn memmetje dij in dijn wiechje te rust.
Ick soentjes geven moet dijn honich montje soet,
Dat mijn lammetje teer mach worden stil, en vroet,
Goeden nacht dan mijn al, goeden nacht seg ick dy,
Met rorij na-nij roor en suy suyse na-nij.
Lang-voete vliege vliecht niet op mijn kintjes hooft,
Ghy swarte torren hart, geen slaap mijn kint berooft,
Snorrende muggen wech, niet om de wieg en gonst,
Geen kittel-voeten set, dat 't pop sijn hoofje fronst,
Ghy spin blijft in dijn rach, ghy steeck-vlieg daer ghy woont,
Ghy tor hout u ter schuyl. Ghy mug u niet vertoont:
Dat mijn kint niet ontwaakt tot dat ik dat neem op,
Want dat kreech ick in 't slaap met suije na-nij pop.
Het stukje was waardig in onze hedendaagsche taal dichterlijk overgebragt te worden. De spreuk van Van Hemert was: zoeckt ziel heyls rust.
J.C.K.