Nieuw biographisch, anthologisch en critisch woordenboek van Nederlandsche dichters. Deel 2
(1845)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 214]
| |
[F.H. Hellenbroek]Hellenbroek (F.H.), misschien wel een broeder van Abraham Hellenbroek, bekend om zijn Catechizeerboekje, bij onze voorvaderen sterk in zwang, en nu door sommigen, nog den nieuweren voorgetrokken, hanteerde ook wel eens de Nederduitsche lier, blijkens een uitvoerig vers: ter nagedachtenisse van Mr. P. Boddaert, Secretaris der Admiraliteit in Zeeland. Het is op hoogen toon gestemd, en geeft eene beschrijving van den toestand des afgestorvenen, in zalige gewesten, welke wij voor rekening van den dichter laten. Hij laat hem, onder anderen, uitroepen: Ik peil den Oceaan van al verzaênde goedheid,
Ik zink tot op den grond der kristalijne bron:
O! aller heerlijkst schoon! O! aller zoetste zoetheid!
O! allergglansrijkst licht van mijn genade Zon!
'k Vind mij tot Lijfstaffier, tot Seraphim verheven,
Van 't onbevatbaar beeld; enz. enz.Ga naar voetnoot1
|
|