Nieuw biographisch, anthologisch en critisch woordenboek van Nederlandsche dichters. Deel 2
(1845)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 210]
| |
[Willem Haverkorn Willemsz.]Haverkorn Willemsz. (Willem), geboren te Amsterdam in 1753, overleden den 29 September 1829, op zijn hofstede Meerhuizen, aan den Amstel, was loontrekkend Regent van den Amsterdamsche stadsschouwburg. Van hem zijn de treurspelen: Robbert de Vries en Aleid van Poelgeest 1778, Claudius Civilis 1779, Aanslag op Antwerpen en Elizabeth Woodeville 1794, welke, zoo wij wel hebben, allen te Amsterdam zijn ten tooneele gevoerd, waar de Aleid van Poelgeest zich het langst heeft staande gehouden. Hoewel de versificatie, over het algemeen, vloeijend is, en de verdeeling der bedrijven en aaneenschakeling der tooneelen een natuurlijk beloop der zaak aan de hand geeft, zijn deze treurspelen er ver af van meesterstukken te wezen. Ook schreef hij nog Hilverbeek, Hofdicht 1783, Poezij 1784 en Lijkdichten op Bernardus de Bosch, L. Pater, L.W. van Merken enz. Alsmede onderscheidene losse dichtstukjes in de Kleine Dichterlijke Handschriften, waarvan wij ten proeve hier een der kortste mededeelen getiteld: de Voorzienigheid: Het groot heelal vertoont zijns Makers wijs beleid,
En volgt, verheugd, den wil van 't heilrijk Alvermogen;
't Wenscht steeds, om strijd, zijn magt en grootheid te verhoogen;
Ja, dankt de dierbre zorg van zijn Voorzienigheid.
De mensch, het voorwerp van 't oneindig Mededoogen,
Wordt staâg, door gunst op gunst, ten dankpligt opgeleid,
De Algoedheid toont zich tot zijn' onderstand bereid,
En kroont, met dubble winst, zijn' arbeid en zijn pogen.
Nogtans, wat teedre zorg ook de Almagt voor hem voed',
Hij is het, die het meest aan 's Hoogsten wil misdoet,
En stout het evenbeeld zijns Scheppers durft onteeren;
| |
[pagina 211]
| |
Hij is 't, die Gods bestuur naar waarde minst erkent,
Die zijne gunst misbruikt in voorspoed en ellend'.
Ach, mogt de stervling eens zijn pligten kennen leerenGa naar voetnoot1!
|
|