[Eduard van Harlingen]
Harlingen (Eduard van) zingt in Gods Souvereiniteit of vrijmagtig welbehagen soo wel in het slaan als in het zegenen, van die hij wil, van den Eerw. zeer geleerden Heer Jacobus Tijken Predikant te Amsterdam in de Oosterkerk, voormiddags den 16 October 1751, oorgesteld in eene Leerrede over Zach. XI v. 13, aldus:
Heer Tijken, wel gegrond en innerlyk bewogen
Om Vorst Oranjes dood, krijgt hertlyk mededoogen
Met al die met hem sig in droefheids tranen wast enz.
Er komen ook stukken van hem in het Aanhangzel van de Dichtkundige Cypressenbladen voor, onder een van welke verkeerdelijk Van Haringen staat.
S.