Nieuw biographisch, anthologisch en critisch woordenboek van Nederlandsche dichters. Deel 2
(1845)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Johan van der Does]Does (Johan van der) heeft in het jaar 1615 in 40. te Gorinchem doen drukken: Lofdicht, gemaect tot prijs ende eere van de seer eerlicke plaisierige ende liberale Const der Musijcke, tot opweckinge van andere cloecker ende vernuftigher verstanden, liefhebbers ende beminders derselver. Wij weten niet of hij tot de maagschap behoorde van den reeds door Witsen Geysbeek vermelden Jacob van der Does, hoewel een daar voorstaand lofdicht van J. Kemp, getiteld: Sonnet op het Lof-dicht des Sangh-Godins Jani Dousa ons schier aan den beroemden verdediger van Leyden of diens zoon, dus den broeder van Jacob, zouden doen denken. Zijne zinspreuk was: sperno invidiam. Ten proeve van 's mans dichttrant schrijven wij hier het eerste der twee en veertig coupletten waaruit het geheele werkje bestaat, af: | |
[pagina 42]
| |
Al wat ter werelt is, prys-waerdich dat moet blijcken
Niet aen een lofgedicht, oft 't spreken van constrijcken,
Maer selver aen de daet, die van Natuyren compt
Wt tgeen men prysen wil, en dat hem selven rompt
Bedenckt de Consten al die yemant oyt vermaerden,
Doorgront dez selver eynd, doorgront wat sy verclaerden,
Ick meen men vinden sal, daer op te zijn ghelet,
Dat wel met woorden veel, maer niet al euen net,
Elck een volcomen sin ghetreft heeft naer behooren,
Nochtans den gront die blijft, dat ghy sult connen spooren,
Dat niemant hem verloopt, en slaet soo varre mis,
Dat hy net prysen sal, dat niet pryswaerdich isGa naar voetnoot1.
|
|